2010 New York

Woensdag 24 februari 2010: Rotterdam – New York

Kwartover zeven. Oeps, opstaan! Om tien over half elf gaat mijn vliegtuig. Conan ziet me met de koffer door het huis slepen en dringt zich op om mee te gaan. Helaas jongen!

Irma brengt me weg naar Schiphol. Het is rustig op de weg, de kinderen hebben vakantie, de pappa’s dus ook….. Tijd voor een kop koffie is er niet, een snelle kus en nog een zwaai als ik de douane door ben. Heerlijk dat we elkaar ook los kunnen laten.

New York, acht jaar geleden was ik er voor het laatst, met Irma, net nadat mamma was overleden. Een weerzien dus. Ik kan mezelf beter recidivist noemen, het is bezoek nummer zes! Op Manhattan heb ik zowat alle straten wel belopen en alle bekende attracties kan ik nu links laten liggen. Toch verwacht ik dat deze trip me nieuwe perspectieven op de stad gaat bieden. Het is voor het eerst dat ik New York met kunst ga openen. Volgende week zullen veel voordeuren van verzamelaars voor me open gaan die anders gesloten zouden blijven.

Maar eerst een week Brooklyn. Studeren wel te verstaan, want de deadline voor de scriptie komt akelig dichtbij. Al eerder dit jaar nam ik me voor een week in een stad te gaan vertoeven om “ongestoord” aan mijn afstuderen te kunnen werken. Berlin, Milan, maar toen de uitnodiging voor de Armory thuis weer op de mat lag was mijn keuze snel gemaakt. Ik vond een kleine, maar uiterst fraaie loft in Williamsburg, een opkomende wijk in Brooklyn. Die wens had ik al langer, Brooklyn te voet verkennen.

De 767 van Delta is een oud beestje, maar sinds ik samen met Irma zelf eigenaar ben van een twintig jaar oude boot vrees ik ouderdom niet. Integendeel, deze jet heeft zich twintig jaar lang zonder storingen bewezen. Al snel zit ik boven de Oceaan en kijk naar het eindeloze water onder me. Ik ben de tel kwijtgeraakt hoe vaak ik de Atlantic overgestoken ben, ik denk wel twintig keer inmiddels. Wellicht nog eens een keer met de zeilboot?

Ondertussen geniet ik van de iPod en mijn hoofdtelefoon die het geraas van het vliegtuig wegneemt. Een concertzaal. Ik vind het geduld plaatjes te draaien die ik thuis niet zo gauw opzet. Weg ben ik, weg van Nederland, weg van mijn werk, all alone.

Land in zicht. Sneeuw! Ook hier dus. De suburbs doen mistroostig aan. Ook is goed zichtbaar hoe de stad ongestoord kan functioneren door grootschalige faciliteiten in de periferie: olietanks, waterbedrijven, logistieke centra, energiecentrales, containerterminals. Burtynsky-achtige beelden.

Newark is een compacte luchthaven. De rij voor de douane niet! “Alexander, Alexander”. Ik draai me om. Hé, Alex Duve! Een galeriehouder uit Berlin bij wie ik twee jaar geleden een schilderij kocht van Mie Olise Kjaergaerd. Hij gaat naar de Whitney Biënnale en heeft morgen een opening van een van zijn kunstenaars hier. Ik heb dus direct twee uitnodigingen te pakken, maar sla ze allebei af: ik moet studeren!

De douanier, een dikke negerin, vraagt zich af wat ik in godsnaam in Williamsburg zoek. “You gonna help them with snow shoveling? Man oh man, for god’s sake, I will give you your stamps!”

Ik pak de bus richting Grand Central Station. Manhattan ligt aan de horizon in de mist. Een lange tunnel en de bus rijdt Times Square op. Het neon pakt me weer. De hele stad overweldigt. Ik weet niet wat het is, maar New York is voor mij toch wel de stad der steden. De trots op het arrogante af, de smeltkroes aan menselijke rassen, het contrast tussen arm en rijk, stad en dorp, artistieke broedplaats…… het is er allemaal en meer, in de overtreffende trap.

Hup de metro in. Weer het water van de Hudson onderdoor, maar nu East. Ik stap uit en weet me heel dicht bij mijn doel, 153 Manhattan Avenue #3b. Ik pak toch maar even een taxi voor het laatste stuk, want deze Avenue is heel lang. Goed ingeschat, het is nog zeker tien minuten rijden. Daar sta ik dan voor mijn “eigen” voordeur. De sleutels kreeg ik met Fedex opgestuurd.

De loft is zoals me voorgeschoteld was op internet. Ook wel vreemd, ik vertoef echt in iemand anders zijn huis. De koelkast is halfvol met ijzeren voorraad, kranten en tijdschriften liggen er nog van de vorige week, een gevulde kledingkast, post ligt op het bureau, maar ook de waardevolle spullen zoals een camera zijn voor het grijpen. Kennelijk heeft ook hij een voorkeur voor Ingo Maurer en de boekenkast is gevuld met hedendaagse kunstboeken…… Ik installeer me, ontruim mijn koffer, zet de kachel wat hoger, sla de laptop open, krijg direct verbinding met het draadloze netwerk na het intoetsen van de geheime codes. Ja, dit is Amerika. Welcome! Ik bel met Irma, fijn elkaar even te horen. Ook Bart had nog ingesproken met wat operationele vragen. De mailbox heb ik zo schoon.

Het is einde middag. Tijd voor een stroll om de buurt te verkennen. Het is net of ik door een dorp loop. Een dorp met een grootstedelijk gevoel, want even verderop dendert de metro over de straat heen. Ook de vliegtuigen komen laag over, dalend naar JFK. Ook best angstaanjagend, het geluid van de straalmotoren, zo vers klinken de YouTube-filmpjes van de aanslagen van 9/11 me nog in de oren.

Amerika voelt weer goed. Naast de stad der steden voelt de USA voor mij steeds toch weer als het land der landen en gek genoeg is het de bakermat voor onze cultuur heden ten dage….… een cultuur waar ik ten volle van geniet.

Mijn maag knort. Ik ben dichtbij Bedfort Avenue, het centrum van Williamsburg. Hier zit ook Peter Luger, een fameus steakhouse. Het is al even geleden dat ik mijn tanden gezet heb in een onvervalst lekker stuk “rare” rundvlees. Ik kom niets te kort en aan de steak komt geen eind. Fraaie tent, professionele obers met grijze haren, ze weten wat ze verkopen hier. Fourty bucks voor een steak en daar komt alles nog bij, maar het is het waard.

Ik loop nog wat over Bedfort Avenue. Het is inmiddels hartstikke donker, maar het voelt safe. Het is net een dorpstraat met veel cafés en eettentjes. Nog geen van de Amerikaanse ketens is hier durven neerstrijken. Houden zo! Ik pak een van de zijstraten en loop weer op huis aan. In mijn straat schiet ik iemand aan of hij een supermarkt weet. “Two blocks down, go left and then another two blocks. The K-market, you won’t miss it”. Alsof ik in de Albert Heijn op de Nieuwe Binnenweg in Rotterdam sta: koffie, yoghurt, jam, Nutella, melk, bananen, appels, muesli……

Terug “thuis” check ik mijn mail en ga slapen. Weg ben ik. Weg van Nederland, weg in een vreemd bed in een bekend land.

Donderdag 25 februari 2010: New York

Vroeg op. Ik wil meteen in het ritme komen. Koffie, yoghurt, muesli, de kranten lees ik vanaf mijn laptop. Buiten is het wit, wit van de sneeuw. Klokke acht uur nestel ik me achter de computer met m’n studieboeken. Wat ik in mijn hoofd heb moet ik verder ordenen en op papier krijgen. Ik heb me ten doel gesteld het theoretische kader en de analyse van iesselholtinck deze week af te ronden. Ambitieus, maar te doen. Over twee weken moet ik een presentatie geven op de Universiteit over de stand van zaken in mijn scriptie, een stok achter de deur dus! Even lunchen en weer verder. Het voelt als studeren in de Erasmus-jaren.

Ik heb me niet voorgenomen als een kluizenaar de week door te komen. Voor vanavond heb ik tickets gekocht voor een concert van Joe Lovano in de Village Vanguard, een fameuze jazzclub. Om half vier sla ik de boeken dicht, pak me warm in en baan me een weg door de sneeuw. Van mijn idee om vanaf huis te voet de Williamsburg Bridge over te steken naar Manhattan komt niets terecht. Het is koud, nat en glad. Dan de metro maar. Bij China Town stap ik uit. Het voelt als een andere wereld, alsof ik door Hong Kong loop, zo overweldigend. Maar ook Little Italy overrompelt, hoe klein ook, het is echt en voelt niet toeristisch zoals Amsterdam wel eens kan zijn.

Af en toe stap ik mis en verdwijn met voet en al in de natte blubber. Ik word er niet warmer van. Via Tribeca loop ik door Soho. Was ik veertien jaar geleden nog impressed, nu valt het tegen. Het is te gecultiveerd, te luxe, te weinig rauw. Ik loop gauw door naar de West Village. Geen bijzondere wijk, maar met al z’n eettentjes wel gezellig. Een Italiaantje is snel gevonden. Prima. Warm broodje, olijfolie, Lasagne, goed glas rood. Ik begin in een boek van Paul Auster, Man in the Dark. Paul Auster is een van de prominenten die in Brooklyn woont, wellicht loop ik hem nog tegen het lijf een dezer dagen……

Het is half negen als ik de Village Vanguard in loop, tegelijk met Joe Lovano, ik laat hem netjes voor gaan! Wauw, dit heeft toch wel wat. De Village Vanguard is niet meer dan een kelder. Ik had me er een andere voorstelling van gemaakt. Op de license zie ik dat slechts 123 mensen bij een concert aanwezig mogen zijn. Zo weinig? Dan moeten de artiesten het een eer vinden in de Village Vanguard te spelen, anders krijgen ze dat financieel nooit rond steeds zulke toppers te brengen.

Joe Lovano toetert er goed op los. Zijn band imponeert. Twee drummers die tegen elkaar in spelen, een jonge dame op contrabas die de sterren van de hemel speelt en een pianist op de achtergrond. Het is vet, gevarieerd, vol tempo, zuiver gespeeld. Het voelt als een bijzondere avond. Joe verhaalt over zijn verleden. De Village Vanguard bestaat 75 jaar, hij speelde 30 jaar terug als broekie met een van zijn helden van weleer voor het eerst in de Vanguard. “You know, I lived on 23th street, walked the way down to here with my saxophone on my back. Every Monday, playing in the houseband. It just paid me enough to make me a living”. Mooi. Naast me zit een conservatorium student. Hij speelt trompet en krijgt af en toe les van Joe. Na een uur volgt een tweede set, ik pak een stoeltje helemaal vooraan zodat ik vol zicht heb op de bandleden. Het is nog dampender!

Half een sta ik buiten. New York was al wit, nu is het helemaal wit, wel dertig centimeter sneeuw en ik zie bijna geen hand voor ogen door sneeuwjacht. Het lijkt me wijs een taxi te pakken, maar geen van de chauffeurs wil me van dienst zijn. “Brooklyn, no no Sir, I am off duty”. Daar sta ik…… Dan maar de metro. Lopen heeft geen zin, te ver, te koud, te glad. Willekeurig pak ik een metro South. Daarvandaan kom ik wel met een of andere lijn in Brooklyn. Het overstappen brengt me door verlaten gangenstelsels met links en rechts een zwerver. Een beetje unheimisch, maar ik voel me zeker. De L-line naar Brooklyn is druk, kennelijk hadden meer mensen hetzelfde probleem als ik. Bij Montrose Street stap ik uit, loop nog tien minuutjes en ga snel tukken.

Vrijdag 26 februari 2010: New York

Wat later op, kennelijk wilde mijn lichaam acht uur slaap. Ontbijt en achter de boeken. Ik kom iets moeilijker op dreef maar gaandeweg de dag kom ik wel tot de doorzichten waarvan ik weet dat ze goed zijn. M’n theoretische kader begint vorm te krijgen. Soms loop ik een kwartier lang door de kleine ruimte, nadenkend, terug naar de computer, het stuk nogmaals lezend. Forward and backward, een iteratief proces, ik ken mezelf, uiteindelijk komt er iets goeds uit.

Pas tegen zessen sluit ik de computer af. Ik maak een lange wandeling door de straten van Williamsburg. Het voelt verruimend. Kennelijk zien de ontwikkelaars hier kansen. Er wordt druk gerenoveerd en gebouwd. Tussen de van oorsprong Italiaanse en Latino bewoners springen de gezellige eettentjes als paddenstoelen uit de grond. Ook veel curiosawinkels en platenzaken. Brooklyn schijnt momenteel een broedplaats te zijn voor popmuziek. Ik wil het geloven. Links en rechts schettert uit basements luide muziek. Ook in de kroegen wordt veel live gespeeld. De mensen op straat komen me als heel vriendelijk over, heel veel jongeren valt me op.

Ik strijk neer in een tent voor een biertje, wat Mexicaans eten en lees verder in Paul Auster. Terug neem ik weer andere straten, zo leer ik de buurt beter kennen. Het voelt allemaal als heel aangenaam. In de verte zie ik aan de overkant van het water glimpen van Manhattan. De Empire State Builidng, de Chrysler-tower, beiden mooi verlicht. Ik bevind me in een wereldstad, maar Brooklyn is als een dorp.

Nog even de buurtsuper in voor wat dagelijkse kost, een half flesje wijn bij de Liquor Store en ik nestel me warm op de bank in mijn woonkamer. De lange wandelingen die ik voor ogen had moeten nog even wachten gegeven het weer, komt wel goed later deze week! Ik ga op tijd pitten.

Zaterdag 27 februari 2010: New York

Op tijd op, twee theelepels Nestlé, creamer erbij, inmiddels ken ik de goede verhoudingen voor een smakelijke kop oploskoffie! Het miezert buiten, voorzichtige vlokjes sneeuw, maar het moet vandaag allengs minder worden volgens de voorspellingen. Ik check mijn mail, lees de virtuele kranten. Toch wel gek zo aan de andere kant van de wereld te zitten terwijl mijn laptop de wereld die acht uur vliegen verderop ligt weer zo dichtbij brengt…..

Het studeren vandaag gaat wat moeizamer dan de andere dagen. Het wil niet echt lukken verder te komen. Ondertussen tuur ik uit het raam. Boven de binnenplaats torent in de verte een gebouw in aanbouw uit. Het is de nieuwe TrumpTower in het financieel district van Manhattan. Het zou me niet verbazen als vanaf mijn woonkamer het World Trade Center zichtbaar is geweest. Ik herinner me nog goed het gapende gat dat ik zag in 2001. Ground Zero. De rook kwam nog van de puinhopen af drie weken nadat het gebeurd was. De stank was enorm, de sfeer in de stad bedrukt indrukwekkend. Ik zal het nooit vergeten.

Ik dwing mezelf door te gaan tot een uur of zes, maar ben blij als ik me kan bevrijden. Ik pak de G-line richting Smith wat zuidelijker in Brooklyn. Hier leeft het ook volop. Het barst werkelijk van de eettentjes. Ik strijk neer in een Franse bistro, Amerika is van alle markten thuis. Mijn boek hoef ik niet uit de jaszak te halen, met Brooklyners heb ik zo contact. Een makkelijk leven hebben ze op dit moment niet. Banen liggen niet voor het oprapen. Financiële voorzieningen zijn er niet, werklozen eten voorbarig hun pensioen op. Er is opwaartse druk op de huur. Manhattan wordt steeds duurder, dus newcomers duwen de early adapters van Brooklyn naar nieuwe wijken. Zij duwen op hun beurt de armeren verder de stad uit. Daarom voelt New York zo veilig aan. Je moet tegenwoordig heel ver met de metro gaan wil je in getto’s terecht komen. Daar heerst wel anarchie zonder infrastructuur van banken, supermarkt en gemeentelijk toezicht. Zo gaat dat dus. Ik pak de metro terug. Op mijn plattegrond hoef ik niet meer te kijken, ik ken de weg. Ik passeer diverse clubs van verschillende nationaliteiten. Buiten roken the different races hun sigaretjes, binnen dreunen de bassen van de music species.

Zondag 28 februari 2010: New York

Vroeg op, snel ontbijten, achter de computer. Ik heb de spirit te pakken. Deze dagen doen me toch ook sterk denken aan het schrijven van mijn scriptie in 1993. Kennelijk ben ik toch niet heel veel veranderd, alleen 17 jaar verder. In een flits heb ik tijdsbesef en denk 17 jaar vooruit….. dan tegen de zestig, het voelt nog ver weg.

Ik vorder gestaag, mijn theoretische kader staat in de steigers en het gaat als vanzelf. Misschien is het wel de beloning die als een worst voor me hangt, vanavond Bill Frisell in de Blue Note! Tevreden stuur ik om een uur of vier mijn Wordbestandje naar mijn mailadres als een vorm van back-up.

Vandaag zet de dooi door. Ik hoorde het water al de hele dag druppelen vanaf het terras. De lucht is blauw, dat nodigt uit tot wandelen. So I do. Ik heb me voorgenomen vanaf huis naar Manhattan te lopen. Mijn omgeving ken ik inmiddels, de aanloop naar de Williamsburg Bridge mis ik. Kennelijk vertelt mijn intuïtie me dat een brug begint bij de oever. Not here! Ik moet een paar blocks terug en wandel pas na een lange aanloop over het water. De skyline van NYC toont zich in volle omvang maar voelt toch wat gehavend door het ontbreken van de Twin Towers. De auto’s razen voorbij. Het voelt vreemd aan dit geluid te voelen verstommen als ik naar Manhattan afdaal en het blik moet afremmen voor een stoplicht……

Via Lower East, mijn wijk vanaf komende woensdag, loop ik wederom naar China Town. Ik heb mijn zinnen gezet op Peking Duck. In Nederland taan ik er niet naar, hier kennelijk wel. In het Peking Duck Restaurant serveert men alleen Peking Duck voor twee personen. Ik laat de rest van het menu weg en ga er voor….. Arme eend, de kok snijdt hem tot heerlijke repen met krokante huid. Pannenkoekje, komkommer en Hoisin-saus. Ik meander nog wat door de straten van Chinatown. Dit is een wereld op zich. Het is dat ik weet dat ik in New York ben.

Ik moet tempo maken om op tijd in de Blue Note te zijn, vlakbij Washington Square middenin Greenwich Village. Het is al druk. Op enige afstand van het podium moet ik plaatsnemen aan een tafel. Kennelijk wordt hier eten geserveerd tijdens een concert. Moeder, zoon en dochter schuiven bij mij aan. Zoonlief had kaartjes gekocht om moeder kennis te laten maken met Bill Frisell! Waar ken ik dat van? We hebben een leuk gesprek en het maakt bij mij ook herinneringen los van mijn muzikale experimenten met mamma. Ik verhaal erover, alsof mamma nog leeft. Zoonlief heeft alleen meer geluk dan ik had met pappa en Leonie, toen Bill optrad in Amsterdam. Dit is werkelijk een bijzonder fraai concert. Bill op gitaar, Paul Motion op drums en Ron Carter op bass. Het is muisstil tot de laatste noot geklonken heeft. Mijn herinneringen worden nog sweeter als moeder na afloop van het concert naar boven gaat om de laatste CD van Bill te kopen voor haar kroost, als dank voor zijn treatment zonder dochterlief over te slaan…..

De Blue Note wordt leeg geveegd voor de volgende set. Ik prijs me gelukkig dat ik ook daarvoor kaarten heb. Ik sta vooraan en krijg als eerste een seat toegewezen. Helemaal vooraan op geen afstand van de band. Twee gasten schuiven aan. Weer makkelijk contact. Roommates uit Brooklyn. Ze delen de huur, de een probeert de kost te verdienen als fotograaf, de ander als gitarist. Het past in mijn beeld van Brooklyn! Helaas leiden hun bijbaantjes hen te veel af van waar ze werkelijk mee bezig willen zijn, to make a living as an artist. Dit concert is voor ieder een rib uit het lijf, maar ze waren determined to come.

Het concert begint al goed. Bill, Ron en Paul banen zich een weg naar het podium langs mij, ik voel hun lichaamswarmte aan me voorbij trekken. Een voorbode van een nog intensere set. Ron speelt met zijn ogen dicht, Paul drumt niet, hij beroert zijn drumstel, Bill is één met zijn gitaar en kijkt continu geconcentreerd naar Ron alsof ze toch steeds contact hebben. Zo intensief heb ik nog nooit een concert beleefd. Zo dichtbij, nog geen meter scheidt me van hen. Het is alsof ik in een trance zit. Ook Paul Motian is een belevenis vanaf zo dichtbij te volgen. Bijzonder fraai. Ook tussen de nummers door de korte communicatie tussen de heren onderling…. what’s next? Detail, maar allemaal hadden ze hun portemonnee, telefoon en sleutels nabij zich…… het zijn ook mensen. Dat besef ik me eens te meer wanneer ik de straat op loop. Ron Carter loopt in warme jas dezelfde richting op als ik, Bill verdwijnt met een taxi de nacht in, Paul pakt nog een biertje………

Ik neem afscheid van mijn Brooklyn-makkers. Ze geven me nog wat tips where to go en pakken de snelste weg terug naar huis. Ik wil nog een ommetje maken alvorens ik de L-line terugpak. Ook zondagavond half een ’s nachts is het druk in de metro. Ik stuur Paul de Bijl (niet te verwarren met Paul Motian!) nog een korte sms met een impressie en val in een diepe slaap.

Maandag 1 maart 2010: New York

Half negen sta ik op en volg mijn ontbijtritueel. De draad van gisteren pak ik zo weer op. Het is een heerlijke ruimte waarin ik werk. Qua m2 zal het tegenvallen, de hoogte maakt alles goed. Kennelijk doet ruimte me goed. Vandaag gooi ik het ritme wat om. Het is heerlijk weer buiten, zonde daar geen gebruik van te maken. Ik wandel richting Queens naar PS1, een dependance van het MOMA in een oud schoolgebouw. De directions zijn simpel, gewoon Manhattan Avenue aflopen, mijn straatje. In een gezellige tent eet ik een broodje en zie het Brooklynse leven aan me voorbij trekken terwijl ik het lokale sufferdje lees.

Ik ben geen ezel, want ik stoot me twee keer aan dezelfde steen. Wederom denk ik dat een brug, ditmaal van Brooklyn naar Queens, aan de oever begint. Kennelijk voorzag de architect van de brug dat, want hij heeft een wenteltrapje gecreëerd om toch makkelijk boven te komen. Ben ik dan toch een ezel?

Queens bevalt. Het is een druk punt met razende snelwegen, industrie en doorgaande Avenues, maar de zijstraten zijn vol aangenaam dorps leven. Manhattan is nabij, maar “onder de rook van” heeft Queens een heel eigen karakter.

PS1 is een mooie locatie, maar de tentoonstellingen vallen me tegen. Kunst uit 1969 heeft nog steeds relevantie, maar niet voor mij in een dependance die pretendeert cutting edge te zijn. De overzichtstentoonstelling van de belangrijkste video’s van de afgelopen jaren boeit me meer, zeker als ik zie dat de ijsbreker video van Guido van der Werve daarin wordt afgespeeld. Toch ook een beetje sensatie te weten dat ik werk van hem heb.

Ik doorkruis nog wat straten en pak de metro terug. In Brooklyn laat mijn duiveninstinct me helemaal in de steek en sta ik na een wandeling weer aan de voet van de Williams Bridge, net als gisteren. Als een ezel die zijn stal ruikt?! Dan maar even een hapje eten en een glaasje wijn in een afgedankte restauratiewagon onder de pylonen. Smaakt goed.

Het is al begin van de avond als ik terugloop. ’s Avonds sleutel ik nog wat aan mijn verhaal en besef me dat ik al bijna een week in NYC ben. Het gaat zo snel.

Dinsdag 2 maart 2010: New York

Vandaag is mijn laatste studiedag. Het is alsof ik die spirit te pakken heb, ik werk stug door en kom tot afronding van het theoretische kader en een verkenning van het model dat ik denk te kunnen ontwikkelen. Het voelt goed zo ver gekomen te zijn. Ik besef me een klein territorium gevonden te hebben dat nog niet echt betreden is door anderen. Een kans, maar tegelijkertijd ook onthutsend voor de stand van de projectontwikkeling heden ten dage…….

Tussen de middag haal ik even een bagel om die thuis te kunnen besmeren met Nutella. Toch ook wel erg fraai zo’n buurtje. De eigenaar van de Deli sprak volgens mij alleen maar Italiaans. Aan de overkant van de straat het speelkwartier van een school. Normal life dat gewoon doorgaat als ik straks weg ben hier.

Vandaag vliegt de kunstwereld in. Door het grote raam zie ik constant vliegtuigen af en aanvliegen met destination JFK. Nu was dat iedere dag al zo, nu weet ik dat er bekenden in zullen zitten. Als een bewijs daarvan belt Kai me einde van de middag. Hij loopt door Lower East en vroeg zich af of ik daar al resideer? “Dan kunnen we even een biertje doen!” Die bewaren we voor later in de week.

Ik heb Irma een tijdje aan de lijn. Fijn elkaar even te horen en bij te praten. Nog een kleine week, dan zijn we weer bij elkaar. Ik wandel naar een leuk restaurantje. Alsof de tafel voor me gereserveerd is, alles is vol, behalve de eenpersoonstafel. Ik installeer me en laat me verwennen met inktvis, ravioli en goede wijn. Een geluksgevoel bekruipt me. Het is toch fantastisch om zo te kunnen leven? Het voelt ook als een markeringspunt in de week. De studie stopt nu, kunst gaat de boventoon voeren. Ik kijk er naar uit. Tijd gaat snel met nog vijf volle dagen te gaan. Ik hoop dat mijn beleving van tijd vertraagt door de dagen intensief te benutten.

Doe nog maar een glas wijn. De sfeer in het restaurantje is zo aangenaam en ze draaien zulke goede muziek. Ik vraag naar de CD die gedraaid wordt, net als gisteren in een andere tent. Heerlijk. Ik wandel terug, schrijf nog wat in m’n dagboek en speel op m’n iPod de cd van Bill, Ron en Paul. Het voert me terug naar zondagavond………

Woensdag 3 maart 2010: New York

Vroeg op. Ik hussel mijn restjes van yoghurt en muesli door elkaar en doe een ongewenste greep uit de huishouding van de bewoner, een lepel abrikozenjam om de boel wat smaak te geven. Een kop koffie, de boel inpakken en opruimen. Ik ga mijn huisje verlaten met een vaag vermoeden dat ik hier nog wel eens zal terugkomen. Williamsburg is me goed bevallen. Als een grootstedelijk dorp onder de rook van Manhattan.

M’n transfer gaat snel. Three blocks down, de metro in, op naar Lower East Manhattan. Wederom een wijk in opkomst, een van de laatste….. een bewuste keuze, het zijn de meest pure buurten, in transitie…..

De bevolking van de metrocar bewijst weer eens wat een meltingpot New York is. Het blijft fascineren. Ik hoor wel vier talen tegelijkertijd rond me heen. Engels, Spaans, Chinees en waarschijnlijk iets Oost-Europees. All mixing together, het lijkt hier als vanzelf te gaan……

Het hotel is gaaf. Ik krijg een kamer op de hoogste verdieping met vol uitzicht op de stad. Dat zal vanavond heel mooi zijn met alle lichtjes aan en het neon. Ik kijk er naar uit, maar begin eerst m’n dag. De studieboeken heb ik diep onderin de koffer gestopt, die raak ik niet meer aan de komende dagen. De Armory is the next stop. Ik pak de metro en loop nog een stuk door Hell’s Kitchen alvorens Pier 92 en 94 te bereiken.

De beurs is groot. Ik flaneer eerst de paden door om overzicht te krijgen. Nederland is vertegenwoordigd met Upstream, Akinci, Ron Mandos en Diana Stigter. De beurs zelf is van goede kwaliteit, maar echt nieuwe dingen zie ik niet. Yossi Milo laat een voorzichtige keuze zien van het recente oeuvre van Pieter Hugo, Crone toont Bisky, Ron een mooie film van Hans op de Beeck. Er worden vrij veel grote namen getoond uit de fotografie: Ruff, Struth, Lorca di Gorcia, Basilico. Uit nieuwsgierigheid informeer ik naar de prijzen voor mijn beeldvorming. Niet mis, zal best over te onderhandelen zijn, maar dan nog. Vroeg zien, onderkennen en kopen is dan toch maar een wijs advies dat ik mezelf geef. Nieuw werk van Daniel Arsham is stijf geprijsd. Blij dat ik al eigenaar ben.

Chuck Close komt voorbij in zijn rolstoel, een haast kunstige fiets balancerend op twee wielen. Ik wandel nog wat door de gangen. Het wordt druk, New York lijkt uit te rukken. Toch ook veel Nederlanders hebben de oversteek gemaakt, de Belgen laten het wat afweten…..

Samen met Cokkie en Henk loop ik nog even over Armory Modern. Fraaie werken, maar allemaal handel. Een grote Jodenkliek zou Hans Sonnenberg zeggen… een glimlach verschijnt dan op mijn gezicht. We besluiten samen te gaan eten in Soho met een kunstenaar en Martin Smit die voor ING in NYC werkt. Een gezellige avond.

Ik wandel terug naar mijn hotel. De stad leeft onverminderd door. De mensen op straat, het verkeer, de winkels die nog open zijn. Op de kamer open ik de gordijnen om vrij uitzicht te hebben op de stad. New York ligt letterlijk aan mijn voeten. Ik heb het gevoel dat ik er al lang ben.

Woensdag 4 maart 2010: New York

Met kleine oogjes word ik vroeg wakker, nog voor dat de wekker afgaat. Ochtendlicht met uitzicht. Een douche doet wonderen, een kop koffie nog meer. M’n eerste Starbucks deze vakantie. Vanochtend breng ik een bezoek aan twee verzamelaars. Bij het eerste huis op East 34th Street verschijn ik een kwartier te vroeg. De vrouw des huizes, miss Mallin, doet open, manlief is de gordijnen nog wat aan het schikken. Het doet me zeer denken aan het openstellen van ons eigen huis in Rotterdam. Aan mijn Engels hoort ze dat ik Nederlander ben. De connecties zijn snel gelegd. Ze is familie van Pieter Sanders Sr uit Schiedam, kleinzoon Pieter kent ze natuurlijk ook. Het verzamelgen is kennelijk heel dominant in deze familie!

Ze verzamelen tekeningen. Niet mijn eerste keus, maar de verzameling is indrukwekkend. Hier trekt dertig jaar kunstgeschiedenis aan me voorbij. Marlene Dumas, Luc Tuymans om er zo maar twee te noemen. Het huis doet me denken aan ons huis. De bovenste verdieping is ingericht als atelier om tekeningen te restaureren. Dan lonkt een rooftop-serre met terras voor ons toch ook wel heel erg……

Ik loop Up Town over Park Avenue en ga bij nummer 485 naar binnen. Een Bell Boy neemt mijn jas aan, lift omhoog naar de zevende verdieping en ik loop zo de hal in, een sjiek appartement van een jonger stel , Blair and Alistair Clarke, well to do youngsters. Alle muren hangen vol met schilderijen en tekeningen. De meubels zijn overwegend antiek, fraaie combinatie. Op de kinderkamer hangt kennelijk de kunst uit de familieerven….. De kunst zelf kan me niet helemaal bekoren, het doorzicht in dit New Yorkse leven des te meer. De dame des huizes had best een iets langer rokje mogen aantrekken en een BH…… Wat een babbels! Niettemin, leuke ervaring.

Via 5th Avenue loop ik terug naar 34th Street. Daar zit Volta, maar ik zet eerst koers naar 9th Avenue voor een enorme fotografiezaak, een waar Mekka voor me. Hier hebben ze alles, werkelijk alles. Helaas vallen de prijzen tegen. Of beter gezegd, ik had gehoopt hier een lucky deal te kunnen maken voor een kostbare lens die ik graag wil hebben. Maar het levert bijna geen voordeel op hier een transactie te doen, dan beter in Nederland met dito garantie. Het is duidelijk dat dit een door Joden gerund bedrijf is. Mannen met keppeltjes, baarden en brillen adviseren en staan achter de kassa’s. Negers mogen het uitvoerende werk doen. Ook een paar Joden uit België…. “allez, we hoorden dat er een Nederlander in de zaak is”. Strak geleid met een complete lopende band door de zaak heen die voor de distributie van magazijn naar toonbank zorgt en vervolgens na een geplaatste order de koopwaar naar de kassa leidt. Indrukwekkend. De kassa laten de Joden niet aan de negers over……

Ik loop terug naar Volta. Het is druk maar het geheel valt wat tegen. Weinig werken van mijn gading. De schilderijen van V1 Copenhagen van John Copeland zijn mooi geschilderd en geven een voyeuristische kijk onder de oppervlakte van de mensheid. De foto’s van een Finse fotografe zijn fraai, maar heb ik al eens eerder gezien.

Wel veel bekenden. Vaak word ik spontaan aangesproken, twee keer mensen die in de afgelopen drie jaar eens bij ons thuis zijn geweest. De man van Bobby G onder andere. Leuk. Zo reiken die bezoeken toch ook weer verder dan ik dacht. Vandaag denk ik bij het zelf bezoeken van verzamelaars ook wel na hoe het de volgende keer te doen. Toch maar eens lijsten gaan maken met de namen van de kunstenaars on display en mensen meer vrij laten door het huis te lopen in plaats van ze rond te leiden.

Het is inmiddels bijna half vier, ik verlies gevoel van tijd. Ik wil nog even naar Pulse, een van de andere beurzen. De metro kan, maar lopen lijkt me aantrekkelijker en gezonder. Eerst langs de brede Avenues, dan de smalle maar o zo charmante straatjes van Greenwich Village. Vorige week was ik hier nog voor Joe Lovano. Vandaag kocht ik bij Barnes & Nobles twee mooie cd’s van Bill Frisell, Joe Lovano en Paul Motian die samenspelen. Voordat ik op Pulse ook maar een kunstwerkje kan absorberen wil ik eerst wat drinken. Daar zitten ook Cokkie en Henk, kleine wereld. Vanavond gaan we weer met elkaar eten met wat gasten die aanschuiven.

Ik slenter over Pulse. Ik heb het gauw gezien, weinig nieuws onder de horizon. Ik praat even met Nicolas Metivier, een bijzonder aardige galeriehouder uit Canada. Ik kwam hem tegen in Amsterdam samen met Edward Burtynsky. Hij beloofde me toen een boek te zullen sturen van de serie waaruit ik een foto van Edward heb. Makkelijk gezegd, maar drie weken later lag het boek op de mat. Hij verhaalt over Polaroids die er gaan komen van Edward, hij zal me op de hoogte houden.

Een Russische galerie weet meer over mij dan ik over hen. Een Italiaanse galeriehouder wil me een te duur werk slijten van een veelbelovende Italiaan met een fikse korting. Hij weet alleen niet dat mijn portemonnee leeg is. Nog een praatje her en der en ik verlaat de boel. Terug naar de stad in een snijdende kou. Ik trek mijn jas zo strak mogelijk dicht. Eten doen we vanavond vlakbij mijn hotel. Ik dump wat spulletjes op de kamer en snel me naar Paprika. Gezellige avond, lekker eten, maar geen paprika. Lower East is echt een hele toffe buurt, het puilt werkelijk uit van de leuke eettentjes en kroegen. Goede keuze hier te zijn neergestreken voor deze dagen. Terug op de kamer werk ik mijn dagboek bij en ga tukken met zicht op The City that never sleeps…….

Vrijdag 5 maart 2010: New York

Aan bijslapen hoef ik hier niet te denken. Vroeg op, metro, ontbijtje scoren en de eerste verzameling van vandaag bezoeken. Als eerste stap ik het appartement van echtpaar Mallin binnen, gastvrije Amerikanen. In een oud-Trumpgebouw met uitzicht op Central Park. Fraai. De collectie is internationaal met grote namen, maar voor mij ontbreken topwerken, als ik kritisch mag zijn, werken waar ik kippenvel van krijg. Het biedt wel weer een fraai doorzicht op het New Yorkse leven. De mensen zijn al wat ouder, naast hun bed staan aan beide zijden doosjes met medicijnen. Overal foto’s van kinderen, aanhang, kleinkinderen.

Gauw door naar de volgende. Ik loop dwars door Central Park naar Upper West. Ik bel Willem, hij heeft me mee gevraagd naar een project van het Wereld Natuur Fonds in Zambia. Het klinkt als een kans. Mee op Safari met professionals die groepen leeuwen en cheeta’s van zenders gaan voorzien, slapen in tenten in het park. Acht mensen mogen mee met een team van parkwachters, dierenartsen en biologen. Tja, wel erg aantrekkelijk, maar de tijd is de beperkende factor.

De Bellboy wijst me de weg. Er stoppen nog wat dikke Mercedessen, meer mensen maken de ronde die ik maak. Dit is wel een heel sjiek gebouw. De Sacks hebben alleen maar installaties die ze kennelijk ieder jaar vervangen. Wauw, ze wonen tussen de vaak minimale installaties. Schitterend gedaan. Ik begrijp de betekenis niet van ieder werk, maar dat maakt me niet zoveel uit.

Ik wandel vier blokken noordelijker. De deur zwaait open van een brownstone huis, vergelijkbaar met het onze. De heer des huizes, Mr. Morse heeft alleen werk verzameld van “self taught masters”, kunst van overwegend artiesten uit derde wereldlanden zonder opleiding of wat dan ook. De binnenkant van het huis is ook prachtig bewaard gebleven met indrukwekkend houtwerk overal. De werken zijn niet mijn werken, maar het geheel overtuigt me wel . Van mij had er ook wel een Basquiat of zo tussen mogen hangen, een werk dat de brug slaat naar het land waar ik nu ben…….

Taxi dwars door het park heen naar Park Avenue. Wederom een appartement, een pied a terre van een grote verzamelaar, de heer Cumbusyan. Veel video, wel aardig, onder andere werk van Hans op de Beeck. Ik kom het Amerikaans-Griekse stel tegen waarmee ik in Athene een avond gegeten heb. Hij loopt even door het lijstje van mijn verzamelaarbezoeken heen en geeft zijn oordeel. Over de verzamelaar waar ik zo nog naar toe ga zegt hij alleen “o ja, die heeft heel veel geld”. Ik wandel snel door naar het Noorden. Daar zit Beth Rudin De Woody met inderdaad een groot appartement en het puilt uit qua kunst, het kan niet op. Maar ook hier vraag ik me af, zijn dit wel de sterke werken van deze grote kunstenaars? Of hangen die in haar andere huizen elders ter wereld?

Door de straten van Upper East meander ik terug tot ik bij Whitney ben voor de Biënnale. Ik kom Francesca Ferrarini tegen. Zij komt uit Italië, bezocht ons huis met Art Rotterdam. Een aangenaam weerzien. Ze is nog jong, verzamelt zelf en is net als artconsultant begonnen, hoewel ze haar praktijk als architecte nog wel aanhoudt. Ze is samen met moeders in NY, we drinken een kop koffie en bezoeken samen de Biënnale. Ook een gast uit Spanje sluit zich aan. Een leuke rondgang met sterke reflecties. Het geheel kan niet bekoren, enkele werken wel. Het valt me op dat als dit cutting edge moet zijn ze vaak terugvallen op oudere kunstenaars…….

We nemen afscheid. Vanavond gaan we met elkaar eten met nog wat andere Italianen. Zij gaat shoppen met haar moeder. Ik kom Henk en Cokkie tegen. We wisselen even de ervaringen van de dag uit en gaan voort. Ik lunch wat bij een Italiaan en creëer zo een rustmoment onder het genot van een glas rood. Het is pas half vier. Ik geniet met volle teugen. De verzamelaarbezoeken inspireren me enorm en vormen voor mij ook steeds weer de bevestiging door te gaan. Het is toch wel heel bijzonder kunstwerken bijeen te brengen die te samen iets over jezelf zeggen.

Het Guggenheim is werkelijk waar verbluffend. Er is niks on display, helemaal niks. Ik loop naar boven en wordt aangesproken door een net zo eigenwijze en spontane druif als Eva. “What is for you progress?” Met dwingende ogen vraagt ze me om een antwoord terwijl we de spiraal omhoog lopen. Ik geef een direct antwoord. Twee verdiepingen hoger neemt een jongeman het over. Het meisje brengt verslag uit van wat ik gezegd heb, de jongeman loopt met me mee en zaagt me er over door. Weer twee etages verder doet een filosofe dat en een oude man sluit af met de vraag wanneer ik me in het leven het gelukkigst gevoeld heb…… ik mag maar een moment noemen. Beneden in de hal liggen een man en vrouw in elkaar verstrengeld……..

Het MOMA is verschrikkelijk druk en niet helemaal naar mijn zin. Waar is het Contemporary dat me boeit?

Ik ga terug naar mijn hotel en fris me op en pak de metro weer terug, terug naar waar ik vandaan kwam. Francesca nodigde me uit mee te gaan eten. Wat ik niet wist is dat ik met drie Italiaanse dames aan tafel zit……. Francesca, een galeriehoudster en een kunstenaresse. Francesca kocht werk van haar op Volta hier in NY. Toch ook wel tof hoe zij uit zichzelf is gaan verzamelen. Haar ouders bewonen een kerk in Verona die ze helemaal naar zin hebben omgebouwd. Francesca heeft een heel klein appartement en hangt al haar kunstwerken bij haar ouders aan de muur! Gezellige avond.

Zaterdag 6 maart 2010: New York

Toch maar weer vroeg op. Wat dat betreft kennen m’n dagen geen rust, het is hollen maar genieten, te veel dat me boeit. Van mijn voornemen nog in de Bronx en Harlem te gaan wandelen komt niets terecht, laat staan een rustig biertje ergens…….

Ik pak een ontbijt van de straat en spoed me naar de eerste verzamelaar deze ochtend, nabij Washington Square. Niet een heel groot huis, geen imposante werken aan de muur, toch leuk om te zien. De eigenaar van het huis, Mr Nye, werd gisteren in het voorbijgaan door het Grieks/Amerikaanse stel aangeduid als just a creep. Helemaal ongelijk kan ik ze niet geven. Deze man kijkt vervelend uit zijn ogen als ik op mijn intuïtie afga……..

In Tribeca betreed ik een prachtig Penthouse met dakterras. Wauw, wat een gevoel, al helemaal met de strakblauwe lucht van vandaag. Hier zou ik zo kunnen wonen. De collectie van de Hedges is fraai maar behoorlijk abstract. Nog even snel door naar Chelsea. Ik ben de eerste die de loft van artdealer Maresca binnenkomt. In een oogopslag zie ik dat dit niet mijn ding is, een verzameling van self-taught artists. Te moeilijk voor mij….. De loft is schitterend, ook hier zou ik zo kunnen neerstrijken. De eigenaar vertelt me dat hij de loft van David Bowie kocht veertien jaar terug. David heeft er nooit gewoond. Hij gebruikte de woning voor repeteren en feesten, slechts een dependance. Fraai gegeven. Veertien jaar terug kwam Bowie weer helemaal terug voor mij met sterke albums en een herontdekking door hemzelf van zijn oeuvre……

Francesca en haar moeder zijn ook gearriveerd en we pakken de taxi naar de woning van Dennis Oppenheim. Hier begint een nieuw hoogtepunt van mijn trip. Francesca inviteerde me gisteren, ze had contacten…… Eerst denken we dat we fout zitten, een pizzatent??? Nee, er naast zit nog een deurtje. Een grauwe stem uit de speaker. Trillend gaat de deur open. De vrouw van Oppenheim komt naar beneden met een lelijk keffende poedel in haar armen. In een aftandse lift klimmen we omhoog. Op het dak wonen ze, niet heel modern, wel heel groot en eigentijds. Dit is toch wel heel gaaf. Bij een topkunstenaar op bezoek. Zelfs de slaapkamer en badkamer kunnen we betreden. Dennis heeft een presentatie gemaakt. Met vijftien man genieten we ervan. Een impressie van zijn recente werken, grepen uit verleden, doorzichten. Het vragenrondje is al even inspirerend. Mooi een man van begin zeventig schat ik nog zo te horen. Ook een teken van meesterschap, alles wat hij zegt klinkt zo eenvoudig…….

We praten nog na, ik heb het met Dennis over private commissions, dat lijkt me geweldig voor ons dakterras. Niet met hem, dat zal onbetaalbaar zijn…… Buiten tril ik nog na van deze ervaring, maar de volgende kondigt zich al aan. Christo, de man die de Reichstag in Berlin inpakte. Wederom Francesca die voor het contact zorgt. Te gek. Zij gaat shoppen, ik ga naar Independence, een kunstbeurs in het kunstmuseum van Chelsea. Ik was aan de praat geraakt met een jonge Belgische handelaar. We pakken samen de taxi. Zijn ouders hadden een erkende kunsthandel, hij heeft dat voortgezet en verhuisde daarvoor van Antwerpen naar New York. Bij Chelsea jump ik uit de taxi, hij gaat nog naar Armory. Snelle contacten, wel leuk.

Independence is sterk. Niet dat ik direct koopwaardige stukken zie, maar het is gedurfder, niet op makkelijk te verkopen waar gericht. De sfeer is er ook naar. Ik praat even met Zero uit Milan. Hij representeert Andreotta Giorgo Calo van wie ik recent werk kocht bij Wilfried Lentz. Een geanimeerd gesprek en hij zal me op de hoogte houden van de activiteiten van zijn galerie. Ik pak nog wat galeries van Chelsea mee onder een stevig brandende zon maar met een snijdende wind. Het zijn er teveel om het serieus te doen, maar wat een aanbod. Nog even de tentoonstelling van Pieter Hugo bij Yossi Milo. Doet me goed te weten dat in Rotterdam aan de Mathenesserlaan vier werken van hem hangen!

Terug. Terug naar Chinatown. Onderweg maak ik wat foto’s. Naast rust kom ik ook daar niet aan toe deze dagen, maar moet je een kans laten lopen Christo te ontmoeten? Ik dacht het niet. Ik zit tussen moeder en dochter in……. En wat een verhaal van Christo, een bevlogen man. Compleet onafhankelijk, ongelooflijk. Hij financiert zijn miljoenen verslindende projecten uit de verkoop van zijn werken. Zijn grootste vijand is de overheid met de vergunningen. Al twintig jaar is hij bezig met het overdekken van een stuk van de Mississippi River. Waanzinnig, dat moet een onwaarschijnlijke ervaring worden. Een groot kunstenaar.

Ik ga naar Lower East en pak een moment van rust in een leuke tent. Ik voel me gelukkig, vol nieuwe indrukken, energie, paden om op door te gaan. Heerlijk om nog een dag te hebben, ook lekker weer terug te gaan Rotterdam. Irma, Conan, de eigen kunstwerken……

Ron Mandos is vandaag jarig. Hij geeft een feest. Ik pak de metro en stap uit bij Times Square. Wat een neon, ongelooflijk, meer dan ik in mijn herinnering had opgeslagen. De straatverlichting hoeft hier niet aan. De tent die Ron heeft uitgekozen is wel lachen, met een zwembad achter de bar waar strakke Amerikaanse dames zwemmen…..

Het is gezellig. Ik spreek wat verzamelaars, maar raak ook in gesprek met Boris Dittrich, oud politiek coryfee van D’66. Leuk gesprek, maar ook wel gek, omdat ik hem natuurlijk ken van TV en interviews. Op zijn vijftigste heeft hij een radicale ommekeer in zijn leven gemaakt. Hij heeft het naar de zin New York en zijn werk. Zijn man is kunstenaar, hij weet dus wel hoe de kunstwereld in elkaar zit. Hij was ook altijd politiek verantwoordelijk voor cultuur binnen D’66.

Ik spreek een Roemeense dame die inmiddels woont en werkt in Nederland. Ze cureert internationaal tentoonstellingen. Ze verwoordt wel mooi wat uiteindelijk een topstuk of topkunstenaar voor haar is: hij of zij die aan een werk dat op zich al visueel aantrekkelijk is ook voldoende conceptuele lading geeft of omgekeerd. Ik denk dat het waar is.

Met haar en Fons Hof, directeur van Art Rotterdam, taaien we af de stad in om ergens nog wat te eten. Time Square blijft werkelijk onwaarschijnlijk mooi verlicht. Dat wordt alleen maar meer en meer. Een gezellig restaurantje is zo gevonden. Ook om half een ’s nachts is dat geen probleem, daarna nog door naar een feest. Het is laat als ik ga pitten, nog een dag…….

Zondag 7 maart 2010: New York – Amsterdam

Oef, opstaan kost me moeite en ik moet meer doen dan de afgelopen drie dagen. Douchen, scheren, tanden poetsen, maar nu ook mijn koffer inpakken. Toch gaat het allemaal snel. Mijn koffier voelt wel loodzwaar aan met de boeken die erin zitten en zoveel zijn er deze vakantie niet bijgekomen. Het is makkelijk om de taxi te pakken, lopen lijkt me gezonder al is dat niet helemaal lekker op de nuchtere maag. De koffie haal ik straks wel in bij de Hort Collection.

Het is een weergaloos mooie dag vandaag. Strakblauw. New York krijgt dan direct een kristalheldere lucht, schitterend. Tribeca is ook fraai met z’n warehouses stralend in het UV. De brownstones krijgen een nog diepere kleur rood. Bij Hort is het een drukte van belang. Een tentoonstellingsruimte beneden, een penthouse van drie verdiepingen boven. Vol kunst, vol met mensen. De brunch is heel eenvoudig aangepakt. Wat broodjes, koffie, boter en kaas. That’s it! De collectie, althans het deel wat we nu te zien krijgen, valt me eerlijk gezegd wat tegen. Uiteraard, er zitten schitterende werken tussen, maar ik mis de absolute toppers in het geheel, gegeven het budget dat ze kennelijk jaarlijks kunnen spenderen. Of is het de keuze van de curator?

Ik wandel terug naar mijn wijkje, Lower East. Ik ben nog niet in The New Museum of Contemporary Art geweest, een geheel nieuw museum in NY dat z’n deuren pas enkele jaren geleden opende geheel gewijd aan hedendaagse kunst. Het gebouw is fenomenaal. De tentoonstelling heb ik eigenlijk al gezien. Het is een show gecureerd door Jeff Koons. Hij heeft een selectie gemaakt uit de collectie van Dakis Joannou, een Griekse verzamelaar. Afgelopen mei was ik bij hem thuis in Athene als ook in zijn museum. Ik vond het toen een schitterende verzameling. Het blonk uit in best confronterende kunst. Thuis was het een en al Koons wat de klok sloeg……

In deze wat cleanere setting komt de tentoonstelling niet tot z’n recht. Het voelt koud aan en ik vind het af en toe te vol. Ik merk ook dat vandaag iedereen heel voldaan is. Het is mooi geweest. De gedachten gaan al uit naar Nederland of een volgende bestemming. Ik merk dat zelf ook. Ik neem niet veel meer op, ben vermoeid door de late avonden en ’s ochtends toch vroeg weer op. Ik neem afscheid van Cokkie en Henk, Francesca en haar moeder en nog wat andere mensen. De middag ligt nog voor me, ik ga de stad in…….

In een restaurantje kom ik tot rust, lees het artistieke weekblad. Een pagina groot artikel over Iggy Pop, protegé van David Bowie, die toch wel heel dicht bij me kwam gisteren. Gek is dat, ik heb dan het gevoel meer voorstellingsvermogen te hebben bij het leven dat muziekmakers in die tijd gehad moeten hebben. De afgelopen dagen passeren de revue. Intensieve dagen. Cokkie zei het heel treffend bij ons afscheid: jij hebt eruit gehaald wat erin zat. Zo is het ook wel denk ik. Hoogtepunten waren de ontmoetingen met Christo en Oppenheim en de menselijke installatie in het Guggenheim. De bezoeken thuis bij de verzamelaars waren voor mij vooral een unieke mogelijkheid gevoel te krijgen met wat zich achter de façaden van de straataanzichten afspeelt. De collecties zelf vond ik zeer afwisselend, ik ben nergens geraakt door een totaalervaring……. En een mooi nieuwe werk erbij, een verrijking voor de Collection Alexander Ramselaar! Tjebbe Beekman, hij past helemaal…..

New York was weer imponerend. Een stad die het echt helemaal heeft, waar het naast kunst heerlijk leven en observeren is. Een stad die maar door gaat en door gaat, 24 uur per dag. Vol energie. Hier ga ik op reguliere basis terugkomen. Mijn benen en voeten voelen vermoeid aan, die hebben heel wat kilometers in de benen. Komt wel weer goed als ik achter mijn bureau zit in Nederland.

Ik wandel nog wat door China Town, Little Italy en pak op tijd de taxi naar JFK. Via de Williamsburg Bridge verlaat ik Manhattan….. mij worden nog wat blikken gegund op bekend terrein. Goh, wat ligt mijn tijd in Brooklyn ver achter me. Ik ben lang weg geweest. Heel lang.

Fons Hof kom ik op JFK tegen, we tikken nog wat biertjes weg alvorens we de tube van KLM inlopen. Ook in het vliegtuig kom ik nog wat bekenden tegen, iedereen moe en exhausted…… ik val in een diepe slaap, nog voordat het vliegtuig is vertrokken. Dromend van mijn heerlijke leven in Nederland met Irma en Conan. Normaal leven, het beste leven met af en toe uitstapjes als deze, dat is leven!