1992 USA: Rockies en Alaska

27 juni 1992: DRIEBERGEN – MINNEAPOLIS – DENVER

En daar staan we dan weer voor de derde keer in successie op Schiphol. Dit maal geen sponsoring of andere goedkope tickets. Nu gewoon een heerlijk volledig zelf betaalde vakantie in Amerika in het vooruitzicht.

Fietsen in Colorado met een bezoek aan het Rocky Mountain National Park en daarna Alaska!

Bij KLM kunnen we “upgraden” tot business class en de vlucht naar Minneapolis verloopt dan ook erg comfortabel. In Minneapolis stappen we over op een toestel van Northwest naar Denver.

Om half vijf ‘s middags zijn we vanuit Nederland vertrokken. Acht uur vliegen, half zeven lokale tijd in Minneapolis, 10 uur ‘s avonds lokale tijd in Denver.

De fietsjes komen voor de dertiende maal ongeschonden het vliegtuig uit. Ach, we zijn inmiddels zo ervaren. Terwijl we wachten op een pendelbus van Motel Budget denken we aan Singapore, zo perfect ziet de luchthaven er hier uit.

De Highway, “keep your lane”, overal lichtjes, een zoevende acht-cylinder, ja, we zijn weer in Amerika! We checken in en vallen na een dag van 24 uur allebei als een blok in slaap.

28 juni 1992: RUSTDAG IN DENVER

Een typisch Amerikaans ontbijt, French toast, witte boterhammen gebakken in boter met ei. Het valt als een blok op mijn maag!

Om 11 uur worden we teruggebracht naar de luchthaven. We hangen de bagage aan de fietsen die vervolgens in het depot verdwijnen en nemen de bus naar Denver down town.

Vandaag staat in het teken van uitrusten. Gisteren was een lange dag. Morgen willen we al fietsen. We checken in bij de Youth Hostel en doen inkopen bij Safeway.

Bliksem en zonneschijn wisselen elkaar snel af boven de wolkenkrabbers van Denver. Het is een schone vriendelijke stad maar verder geen bijzondere. We zwalken wat rond en lezen in de folders van de Tourist Information. Vandaag is het zondag. Er is verder weinig te beleven. Het lijkt haast of Denver slaapt. ‘s Avonds liggen we vroeg in onze bedden.

29 juni 1992:  DENVER – BOULDER, 55 kilometer

Om acht uur geef ik Willem een hand op het toilet. Niet dat is interessant. Rechts uit het getraliede raam heb ik een prachtig uitzicht op Denver down town tegen een blauwe lucht. Dit maakt het jeugdhotel wel leuk. Het supermarktontbijt, de bus naar Stapleton Airport, het gaat allemaal snel.

Geroutineerd zetten we de fietsjes in elkaar en rijden onze eerste Amerikaanse kilometers onder een brandende zon. Op snelwegen fietsen is geen pretje, een snelweg oversteken evenmin. Het moet, vandaag willen we de agglomeratie Denver achter ons laten. En toch is het ook wel weer leuk. Drie dagen geleden was ik nog aan het werk in Rotterdam. Wat is de wereld toch klein door het vliegen.

De buitenwijken zijn typisch Amerikaans zoals ik ze al ken. Autogarages, ontelbaar veel supermarkten en winkelcentra, fastfood en industrie. Lelijk allemaal, maar het gevoel in Amerika te fietsen maakt bij mij veel goed.

In Boulder stoppen we. Een camping is niet te vinden, een relatief goedkoop motel wel. We gaan vroeg slapen om het ritme zo snel mogelijk op te pakken.

30 juni 1992: BOULDER – ESTES PARK, 66 kilometer

 

We fietsen Boulder in om een aantal zaken te regelen. Mijn remmen zijn niet helemaal goed afgesteld en we zijn de fietshelmen vergeten. Stom! Een fietsenmaker lost alles op in deze fietsstad. En dan de brander. In de leiding zit een vuiltje. Met de handleiding erbij is het probleem snel uit de wereld. De handen zijn daarna wel pikzwart! Nog even de bank, de supermarkt en we fietsen pas om half twaalf Boulder uit. De weg is prima om op te fietsen maar nog erg druk met zwaar verkeer.

We trappen door een soort canyon-landschap. Ruige rotsen met pijnbomen tegen een strakblauwe lucht. Het Canada-gevoel komt boven. Gele middenstreep op de weg, brede “shoulders” en nooit te steile stijgingspercentages. Ja, het wordt weer leuk!

De bergen zijn voorlopers van de Rocky Mountains. Het wordt klimmen geblazen. Geen makkie! Brandende zon, niet geheel verwerkte jetlag en benen die nog niet helemaal gewend zijn aan het dagelijkse fietsen. In rustig tempo malen we naar boven. Het doet ook denken aan Thailand. Het zweet druipt van mijn benen af.

We strijken neer bij Lake Estes en zetten voor het eerst deze vakantie de tent op. De ons welbekende Lipton-maaltijd smaakt matig. Ach, het blijft poeder aangelengd met water!

1 juli 1992: RUSTDAG IN ESTES PARK

Morgen gaan we dwars door het Rocky Mountain National Park over de Trail Ridge Road, een veertig kilometer lange beklimming naar 3.800 meter. Een rustdag voor de definitieve verwerking van de jetlag en twee fietsdagen lijkt ons een goed plan.

In Lake Estes zelf is weinig te beleven. Het is een toeristisch oord vol resorts, campings en souvenirwinkels. Het is de belangrijkste uitvalsbasis naar het Rocky Mountain National Park voor veel Amerikanen.

Bij Safeway doe ik inkopen waarna we een plekje bij het meer zoeken. Vandaag is het venijnig koud door een harde wind en lage temperatuur. Het gaat ook nog regenen.

‘s Middags plannen we onze vakantieweken terwijl de regendruppels gezellig op het buitendak van de tent tikken. We schrikken. Vijf weken is helemaal niet oneindig. Alaska blijft gehandhaafd, de fietstocht in Amerika wordt beperkt tot Colorado. In de laatste week trekken aan de westkust van Amerika met de standby-pass zullen ook niet alle wensen gerealiseerd kunnen worden. We duiken vroeg de warme slaapzakken in voor de zware tocht van morgen.

2 juli 1992 RUSTDAG IN ESTES PARK

Om zes uur staan we op, rommelen alles snel in en doen inkopen bij Safeway. Het is negen uur wanneer we het Rocky Mountain National Park infietsen. De weersomstandigheden zijn ronduit slecht: Regen, veel wind en soms ijzig koud.

Bij het Park Visitor Center spreek ik een Parkwarden. “You want to bike today? The weatherconditions are very bad, it will be icy cold. You better go tomorrow very early in the morning and stay warm”. De beslissing valt snel. Een advies van een parkwachter willen we niet in de wind slaan. Terecht, naar later blijkt, de pas wordt gesloten vanwege een met ijs bedekt wegdek.

In Estes Park zoeken we een buitensportzaak op voor warme onderkleren. We slagen met twee vesten en pistache-kleurige broeken. En nu maar hopen dat we hierdoor morgen de kou kunnen trotseren.

De tent zetten we op bij Mary’s Lake, twee mijl de bergen in. ‘s Avonds eten we een lekkere hap in een restaurantje.

3 juli 1992: ESTES PARK – GRAND LAKE, 76 kilometer

 

Om vijf uur staan we op wanneer alles nog klam en vochtig is. Kwart voor zeven passeren we de grens van het nationale park. Een strakblauwe lucht, weinig wind en goede zin maar wel een hoop zware kilometers voor de boeg! De zon komt langzaam op. Het is goed dat we gisteren niet zijn gegaan.

Canada leeft weer helemaal op, een vos rent weg. Het is helemaal stil rondom ons heen, we zijn één met de natuur. Wat een start!

In de vertrouwde klimhouding met de handjes boven op het stuur trappen we ons een weg naar boven. Naarmate we hoger komen wordt het uitzicht over de dennenwouden beneden mooier door de verschillende teinten groen. Dit gecombineerd met de besneeuwde bergen en nog steeds strakblauwe lucht levert prachtige vergezichten op. Onze inspanningen worden beloond, want ondertussen trappen we ons in het zweet.

Soms stoppen we voor een vieuwpoint en een mueslireep. In de loop van de ochtend wordt het drukker op de weg met veel motorhomes.

Na een kleine drie uur zwoegen lunchen we en pakken ons in met de nieuwe laag onderkleren. We zitten al op 3.000 meter en de wind blaast hard.

De Trail Ridge Road is een elf mijl lange weg door een alpine landschap. Overal liggen sneeuwvelden, zelfs langs de weg. Een keer heeft de sterke wind mij te pakken. Met fiets en al word ik de berm ingeblazen. Een zachte landing, dat wel. Geschrokken klauter ik op mijn fietsje. Gelukkig niet op stenen of ijs gevallen!

Het fietsen is indrukwekkend. Ik passeer zelfs een muur van ijs! Dit is de mooiste bergtocht die ik tot nu toe (!) gemaakt heb. Ook de gekochte kleertjes bewijzen hun diensten. We blijven warm en trappen meter na meter comfortabel omhoog.

Het hoogste punt, ongeveer 3.700 meter, is niet gemarkeerd. Jammer, want voor ons is het een nieuw record na de Col de la Bonette. Die pas had een hoogte van 2.800 meter. De Trail Ridge Road is, denk ik, één van de hoogste, zo niet de hoogste, begaanbare passen ter wereld. Het geeft een goed gevoel.

Na vier uur klimmen met veertig kilometer op de teller rusten we uit bij het Visitor Center. Binnengekomen gloeien onze gezichten helemaal. Moe maar voldaan.

Een spectaculaire afdaling volgt met wederom prachtige vergezichten. Een onvergetelijke dag!

4 juli 1992: GRAND LAKE – GRANBY, 29 kilometer

Vandaag willen we proberen naar Yellowstone of de Grand Tetons te komen. Hoe weten we nog niet. Er zijn verschillende mogelijkheden. Na een lange afdaling langs Grand Lake doemt Granby op, een plaats gebouwd langs de highway.

Vele vlaggen hangen uit, het is vandaag Independence Day voor de Amerikanen. Bij de Information Office worden we een hoop wijzer. Greyhound: Fietsen inpakken in dozen, lange rit, minstens twee dagen reizen. Amtrak train: Ander startpunt, fietsen inpakken en duur. Een airport-shuttlebus naar Denver voor 24 dollar per persoon blijft over. Vandaar kunnen we de airpass gebruiken om verder te komen. Het lijkt me een goed idee om dan meteen naar Alaska te vliegen. Ik hunker naar een aaneengesloten fietstijd.

In Granby is weinig te beleven. Slapen kunnen we in een restaurant. Rolf, de baas, is gevlucht uit Oost-Duitsland. In zijn bloed een Duitser, in zijn hart een Amerikaan. Hij heeft het gemaakt in het land van de ongekende mogelijkheden. Zijn restaurant draait ‘s avonds dan ook volop. De formule is simpel: snelle service, grote hoeveelheden, niet te duur! Hij vertelt ons veel over de Amerikaanse maatschappij. Rolf heeft het door. Ook deze avond had hij een grote omzet. Samen met vier fietsers uit Oostenrijk slapen we in de partyzaal.

5 juli 1992: GRANBY – ANCHORAGE

Vroeg op! Na het ontbijt bij Rolf gaan de fietsen op het dak van de shuttlebus. Na een kleine drie uur rijden staan we op Stapleton Airport in Denver.

We hebben geluk en kunnen direct doorvliegen naar Minneapolis. Met de avondvlucht vliegen we naar Anchorage. Vooral de laatste vlucht is een lange zit. Zes uur met veel turbulentie en een huilend kind. Pas op het einde van de vlucht kunnen we door de wolken heen kijken. Het uitzicht op de rotsen, bergen, gletsjers, meren en sneeuw is fantastisch mooi. Wanneer we de fietsjes weer monteren om half elf ‘s avonds heb ik het gevoel dat een nieuwe fase in de vakantie start. We rijden een villawijk in op zoek naar een slaapplaats. We belanden bij twee jongens en een meisje die een huis huren. In de slaapkamer vallen we om twee uur (eigenlijk vijf uur vanwege drie uur tijdsverschil) vermoeid in slaap.

6 juli 1992: ANCHORAGE – GIRDWOOD, 70 kilometer

Het is pas twaalf uur wanneer we opstaan. Het hele huis is nog in ruste. Heerlijk ranzig levende jongeren. Ik herken dat wel. Bij een supermarkt in Anchorage raakt Peter aan de praat met iemand terwijl ik boodschappen doe. Hij raadt ons aan te fietsen naar Portage om vervolgens de ferry naar Valdez te nemen. De weg tussen Valdez en Fairbanks is rustiger en mooier. De bootreis moet ook schitterend zijn. Zo gezegd, zo gedaan. In Anchorage down town koop ik kaarten van Alaska en tickets voor de ferry.

In het centrum lopen veel zwervers en werklozen rond. De olie-pijplijn verschafte aan veel mensen werk en trok eveneens veel mensen aan. Maar na voltooiing stroomt er enkel en alleen ruwe olie doorheen. Daar is verder niemand voor nodig. Het valt ons ook op dat de Eskimo’s aan de rand van de samenleving leven. Ze spreken ons regelmatig aan en laten duidelijk merken: “You are in my country”. Een sterke alcohollucht volgt.

Van Anchorage zelf word ik ook niet veel vrolijker. Een saaie functionele stad.

Noodgedwongen proppen we om vijf uur ‘s middags onze magen vol bij Mc. Donalds. Morgen (dinsdag) om tien voor half een moeten we in Portage zijn voor de trein dwars door de bergen naar Whittier, een fietstocht van zo’n 80 kilometer. Vandaag willen we er al een groot deel van fietsen.

Een schitterende tocht begint. Langs de Turnagain Arm fietsen we de avond in. De witte nachten in Alaska zijn een unieke ervaring. Het wordt gewoon niet donker in de zomer. We trappen nu onder een bewolkte hemel en het is net of het middag is. Het fascineert me, net als de natuur rondom me heen.

Het getijverschil in de Turnagain Arm is twaalf meter. Nu is het eb. Vanuit de zee rijzen ruige bergen op met sneeuw en toppen die eindigen in de wolken. Schitterend!

Een harde ijzige tegenwind blaast scherp in het gezicht. Het maakt niet uit, ik geniet!

In Girdwood, of vijftien kilometer afstand van Portage stoppen we en warmen op in het enige café. Een plaats voor de tent in het bos is snel gevonden. De grond is keihard, maar met de rotspen boor ik vrij eenvoudig gaatjes voor de haringen. De muggen zijn een ware plaag. De spray werkt voor de verandering eens en door onze dubbele (pistache!) broeken prikken ze niet heen. Vermoeid vallen we in slaap……..

7 juli 1992 GIRDWOOD – VALDEZ

Alles is kletsnat wanneer we opstaan. Het klimaat in Alaska is grillig. Vandaag regent het. Op een slimme manier (vind ik zelf) vogel ik de binnentent onder de buitentent vandaan. Zo blijft die tenminste droog. De buitentent prop ik kletsnat in het foedraal. We ontbijten snel en fietsen in de regen langs de baai naar Portage.

Het is koud, nat, mistig en guur weer. Zelf ben ik lekker warm en trap de kilometers makkelijk vol. Het maakt me wederom allemaal niet uit. Ik geniet volop. Fascinerende natuur, het wild kamperen en een lekkere conditie.

De fietsen vinden hun plek in de bagagewagen. Zelf nemen we plaats in de passagierwagens met andere backpackers. Auto’s en motorhomes rijden de andere rijtuigen op. De trein zet zich langzaam in beweging richting de tunnel. Natuur, wat ben je mooi. Een einde van een enorme gletsjer opgebouwd uit blauwe kristalheldere ijsblokken. Wat een tegenstelling met de pikzwarte tunnel.

In Whittier hangt een trieste stemming. Mist, koud, regen, olie-opslagtanks, treinstellen. Jammer, de mist zal ons beletten het maximale van de kust van Alaska op te nemen. Ach, op vakantie heb je niet alles in de hand. Het weer tijdens de beklimming van de Trail Ridge Road was perfect.

Als een van de weinigen loop ik op het dek. Het schip, de Juneau, stoomt langzaam richting Prince William South. Gaandeweg de dag wordt het zicht beter. Een prachtige tocht. Diepblauw helder water, steile rotsen die direct uit het water oprijzen, enkele gletsjers, ijsvelden en een lage bewolking. Soms worden hier walvissen waargenomen, vandaag niet.

We naderen de Columbia Glacier. Het is te zien op het water. Diepblauwe ijsschotsen drijven voorbij. Door het slechte zicht zien we niet alles van de Columbia Glacier maar het maakt hoe dan ook en diepe indruk op me. Wanneer ik met m’n fietsje de boot afrij moet ik wel even lachen. Ik had nooit vermoed toen ik vier jaar geleden het fietsje liet maken dat ik daarmee zoveel van de wereld zou gaan zien. In Valdez houdt de wereld op, althans zo lijkt het!

‘s Avonds elf uur, het is nog helemaal licht buiten, op zoek naar een slaapplaats. Een rekbaar begrip bij ons! Dit keer wordt het een overkapping op het erf van een visser. We rollen de slaapzakken uit op wat planken en vallen in diepe slaap.

8 juli 1992 RUSTDAG IN VALDEZ

Twaalf uur. We worden wakker. Tien uur ben ik verstopt in m’n slaapzak van de wereld geweest. De muggen hebben me alleen in het gezicht gestoken.

Het is een sombere dag. Dit past bij Valdez dat goede tijden gekend heeft en weer kent. Olie en visserij geven Valdez welvaart. In 1964 maakte een aardbeving een puinhoop van deze nederzetting en iedereen herinnert zich nog de olieramp van 1989 in Alaska. Het gebeurde hier en markeert de geschiedenis van Valdez.

We strijken neer in een café. De Budweisers smaken me goed. Onder het dak van een bank drive-in koken we ons potje en slapen op dezelfde plaats als vannacht.

9 juli 1992: VALDEZ – TIEKEL, 84 kilometer

Slapen in de buitenlucht is heerlijk. Zeker wanneer het regent en zelf lekker warm en droog ligt. Als het om zeven uur hard regent, zien we onze dag wederom somber in. Pas om kwart voor elf is het enigszins droog. We verlaten het erf en genieten weer eens van een supermarkt ontbijt. Het blijft miezeren. Valdez maakt een treurige indruk.

Van de hoge bergen met sneeuw zien we nu al twee dagen niets. De warme kleren gaan aan. Klaar om te vertrekken!

De eerste twintig kilometer zijn vlak. De weg kruipt langzaam omhoog. Het weer wordt er niet beter op. Regen, lage wolken, mist. Van de omgeving vangen we helemaal niets op. Jammer, het moet zo mooi zijn. Het is allemaal zo grijs! De Thompson-pass vergt wel wat zweet. Gelukkig zijn we snel boven om ook snel weer af te dalen. Brrrrrr, wat koud!

Toch is het grappig om te constateren dat hier een pas van 800 meter eenzelfde beeld oplevert als een pas van 2.500 meter in de Alpen. De poolcirkel is dichtbij.

De afdaling is guur. Maar opeens, de weg is droog en het stopt met regenen. Het wordt mooi. De meeste bergtoppen verbergen zich nog in de wolken, maar het zicht is goed. Icefields Parkway-beelden doemen op. Hier is het wat ruiger. Wat ik vooral erg mooi vind zijn de snelstromende rivieren en dode bomen die in het kolkende water liggen met de woeste bergen vol sneeuw op de achtergrond. Dit is echt genieten. Het geeft me een goed gevoel te weten dat dit nog minstens een week duurt.

We strijken neer bij een rommelig uitziende lodge. Tussen de wrakken kunnen we ons tentje opzetten. Binnen is het ook een troep maar wel erg gezellig en warm. De beslissing is snel genomen. De chili smaakt goed. De gastvrouw bakt alles zelf. Toe eten we appeltaart. Ook dat smaakt heerlijk. Tegen tienen zetten we het tentje werkelijk op en duiken fris gedoucht de slaapzakken in.

10 juli 1992: TIEKEL – COPPER CENTER, 96 kilometer

De start van een perfecte dag met een zwaar ontbijt. Het eten gisteren was zo lekker dat we eggs, bacon, saucage en brood ook wel aandurven. Ze vertellen ons dat gisteren een vrouw door een zwarte beer is gedood. De beer sprong dwars door de ruit van hun cabin in het bos heen. De man redde zich met een boot. Zij werd op het dak gepakt en half opgegeten. We schrikken wel even. “Bearstories” spreken zo tot de verbeelding. Iedereen kan hier in de natuur verrast worden. Maar op de highway zouden we veilig moeten zijn. Beren zijn schuw. Het weer is vandaag goed. Tussen de bewolking door schijnt de zon en is het blauw. Om elf uur fietsen we door. Het ontbijt ligt als een blok op mijn maag! Gelukkig hebben we de wind mee en loopt de weg naar beneden. De fietsjes zoeven over het wegdek.

De natuur is schitterend, net als gisteren, maar nu schijnt de zon. Voor we er erg in hebben staat er al vijftig kilometer op de computer.

Het brood gebakken door de gastvrouw van de lodge smaakt heerlijk. Jongens, wat een fijne vakantie is dit! Lekker zwerven, doen waar je zin in hebt. We genieten!

Copper Center is een kleine plaats met de noodzakelijke winkels. Ik koop een grote bus anti-mugspray. M’n benen zijn al flink te grazen genomen en dat gezoem rond m’n gezicht ben ik langzamerhand ook zat!

Peter spreekt een Amerikaan. Er blijken in twee weken tijd al drie mensen gedood te zijn door beren……..

Omdat er tot Fairbanks geen grotere dorpen te verwachten zijn, wassen we al onze kleren bij een Laundromat. En wat voor een. Een houten keet met een paar oude apparaten. Het tentje zetten we op langs een snelstromende rivier. Alles wat ook maar een geurtje heeft verdwijnt uit de tent. Bears!………

Liggend in de slaapzakken fantaseren we hoe kwetsbaar we eigenlijk zijn in deze overweldigende natuur met haar beren.. De oogjes vallen toch snel dicht.

11 juli 1992: COPPER CENTER – SOURDOUGH, 82 kilometer

Het weer is minder dan gisteren, mar nog steeds veel beter dan Valdez. Vrij snel zitten we op de highway. Vandaag is het alweer zaterdag, twee weken zijn nu voorbij, wat gaat het toch snel!

Kilometers rollen onder ons door zonder dat we er erg in hebben. Fietsen in Alaska is niet zo inspannend.

In Glennallen kopen we yoghurt en brood en fietsen snel verder. In de krant lees ik dat een 6 jarig jongetje plots door een bruine beer het bos ingesleept is en half opgegeten. De beer is doodgeschoten. Verschrikkelijk! Biologen begrijpen dit gedrag van beren niet. Zomaar zonder reden agressief gedrag tegen mensen. Is er een ziekte die heerst? Hondsdolheid? Ik schrik weer. In Alaska zijn 30 “bearaccidents” met dodelijke afloop bekend in deze eeuw. Nu twee in drie dagen.

We besluiten zoveel mogelijk bij nederzettingen te kamperen en weinig diep het bos in te trekken. Van de andere kant, we moeten ook niet hypocriet worden. We zijn in ieder geval gewaarschuwd.

De besneeuwde toppen van Wrangell St. Elias National Park zijn langzaam uit het zicht verdwenen. We fietsen over een weg aan weerszijden geflankeerd door bos met veel dode bomen. Natuurlijk proces denk en hoop ik!

In Sourdough stoppen we bij een lodge. Nou ja, Sourdough is een lodge! De blueberry pannekoenen smaken uitstekend. De Budweisers ook!

12 juli 1992: SOURDOUGH – SUMMIT LAKE, 80 kilometer

De pannekoeken gisteravond smaakten zo goed. Nu zijn ze weer heerlijk! Vandaag begint de dag met miezerweer. Tevens zitten we in een overgangsgebied tussen twee bergketens in. Door bossen en motregen trappen we de kilometers vol. Het is saai en soms nog fiks klimmen ook. Ach, er staan veel mooie dagen tegenover!

Bij een resort drinken we warme chocola. De eigenaar vertelt dat een grizzlybeer een auto bruut aangevallen heeft. Zomaar …… Even word ik er niet rustiger op. Twee dodelijke ongelukken, nu dit. We zijn zo kwetsbaar op onze fietsjes!

Aan de horizon klaart het op en de Rainbow Mountains worden zichtbaar. Alaska als fietsland bevalt me prima. Makkelijk fietsen, veel resorts waar lekker gegeten en gedronken kan worden, machtige natuur en het spannende van de “wildlife”. Het weer is eigenlijk ook goed. Wel wat fris, maar dat vind ik niet erg. Scheelt weer met zweten en het plakkerig vies voelen aan het einde van de dag. De afwisseling in natuur is groot. Vandaag naderen we alweer de derde bergketen. Het levert, zeker met een zonnetje, spectaculaire beelden op.

Aan het einde van de middag fietsen we eigenlijk het liefste door naar Miller over de Isabelpass, maar het resort schijnt in Miller gesloten te zijn. Summit Lake is een prima alternatief voor een overnachting. Op de berg vinden we een houten huisje in aanbouw. Het uitzicht is schitterend. De Rainbow Mountains, Summit Lake, ondergaande zon (nou ja!) en de Isabel Glacier. Alaska, Alaska, wat ben je mooi!

13 juli 1992   SUMMIT LAKE – DELTA JUNCTION, 169 kilometer

De start van een lange dag! Tijdens het ontbijt trekt de lucht open. Het fietsen is schitterend. Door een soort alpine landschap met hoge besneeuwde bergen is het aangenaam trappen. Alleen de wind speelt ons parten. Hij blaast recht in het gezicht. Toch schieten we op.

De Alaska Pipeline zien we weer duidelijk liggen. Het is de levensader van Alaska, de aorta!

Olie is business. Er zijn moeizame discussies wat te doen met Alaska: Exploitatie van de wilderness of het handhaven van een volledig intact ecosysteem. Het laatste komt bijna niet meer voor in de wereld. De olieramp met de Exxon Valdez in Prince William South toonde weer eens aan dat de exploitatie van de wilderness niet altijd zonder verstrekkende gevolgen kan blijven.

We fietsen op hoogte, af en toe dalen we iets onder de boomgrens. Vandaag is het warm en er moet ook veel geklommen worden. De dag gaat wel snel. Om vijf uur arriveren we in Delta Junction. Zo’n honderdveertig kilometers zitten erop. Ik vlucht een supermarkt in voor lekkere dingen. Vandaag hebben we namelijk geleefd op pindakaas en brood. De yoghurt, melk en chocola smaken prima.

Bij de laundry raak ik aan de praat met een Amerikaan terwijl Peter doucht. Hij heeft een kano op het dak van zijn auto. Een makkelijk contact dus!

Het huren van een raft is voor ons misschien eenvoudiger. In de Yellow Pages zoeken we een paar adressen op en hij adviseert me over gebieden. Hij, zijn vrouw en kinderen rijden weg.

Ik heb me gedoucht en Peter zegt: “Weet je wat we morgen gaan doen? We gaan samen met Newton (de Amerikaan waar ik mee heb staan praten) een tocht maken per kano!”. En zo vallen we van het een in het ander. Deze vakantie is weer enig.

In een bar krijgen we spontaan een biertje van een Amerikaanse. Het is een lokale pub. Clearwater Campground ligt 21 kilometer van Delta Junction verwijderd. Gelukkig loopt de weg naar beneden. Dit kan er vandaag nog wel bij!

14 juli 1992   KANOTOCHT DELTA JUNCTION

Om half negen schuift de kano de rivier in. Ik zit voorin, Peter in het midden, Newton achterin. Er is stroming zodat Newton alleen maar hoeft bij te sturen.

Het is voor mij een geheel nieuwe ervaring. Ik ben benieuwd hoe ik het zal vinden. Het weer is perfect. Zon, blauwe hemel. Newton heeft twee vishengels meegenomen. Er zit veel grayling in de rivier, we zien ze onder de kano door schieten. Het water is enorm helder. Amerikaanser kan het niet, de rivier heet Clearwater River!

Newton is een natuurgenieter. Hij wijst ons op verschillende soorten vogels en beverburchten. Vaak gooien we de hengels uit. Zonder succes . Twee keer heb ik beet. De vissen springen er weer af. Aan mijn werphengel zit een stalen plaatje. Ik draai continu aan de molen waardoor het plaatje in het water snel ronddraait, net als een vlieg.

We leggen de kano langs de kant. Newton knoopt een nepvlieg aan mijn lijn en leert de bijbehorende techniek. Ver weg werpen en vervolgens zorgen dat de lijn strak blijft zonder veel te draaien. Ik heb succes. Drie grote graylings trek ik achter elkaar naar boven. Met een slag van de kop tegen de rand van de kano doodt Newton de vissen. “Is a grayling a fish to eat?” “Oh yes, the are delicious, the taste is very mild”. Om ze koel te houden knoopt Newton ze met een lijn aan elkaar en hangt ze achter de kano.

De tocht is schitterend. Dwars door de bossen met daarboven een blauwe lucht en een vrolijk schijnende zon laten wij ons met de stroom meevoeren. Het is helemaal stil rondom ons heen. Soms zijn delen van de Alaska Range zichtbaar. Ik geniet volop.

De Tananna River is grijs van het gletsjergruis. Een moose kruist ons pad. In het water is zij totaal niet bang voor ons. Toch oppassen, ze kunnen gevaarlijk zijn!

‘s Middags om half vier varen we Clearwater Lake op en zien Cindy, Newton’s vrouw en hun drie dochters met de auto al staan. We ruimen alles snel in en rijden terug naar de camping.

In de auto is het gezellig. De kinderen zijn nog klein en Cindy is erg aardig. Van haar krijgen we aluminiumfolie, uien, boter en aardappelen om vanavond vis op z’n Amerikaans te kunnen eten.

We nemen afscheid. Het was een leuke dag. Newton heeft me enthousiast gemaakt voor een trektocht met de kano en het vissen. Dit vissen, zonder dobber en snelle vangst, is wel leuk. Newton vond het ook een gezellige dag.

Het avondeten wordt een succes ondanks de regen. Peter legt een vuurtje aan terwijl ik de vissen klaar maak. Newton heeft het grove werk gedaan. Ik smeer ze in met boter en vul de opengesneden romp met uitjes. De rauwe aardappelen leg ik er rondom heen en verwikkel het geheel in folie. Na dik een half uur in het vuur gelegen te hebben zijn ze klaar. Ze smaken prima! Een leuke dag is voorbij!

15 juli 1992: DELTA JUNCTION – HARDING RECREATIONAL SITE, 80 kilometer

Een welwillende Amerikaan uit Florida brengt ons met zijn pick-up naar Delta Junction. Het scheelt ons 21 kilometer fietsen tegen de heuvel op. Hij trekt met zijn zoon gedurende een maand door Alaska van Noord naar Zuid en van Oost naar West. Ze vissen op zalm, bouwen ‘s avonds een fikkie en slapen in een koepeltent. Leuk ideetje voor later!

De inkopen zijn snel gedaan en daar gaan we weer. De uitlopers van de Alaska Range zijn niet meer zichtbaar. We fietsen door bos. De weg is soms zeer slecht. Over een afstand van vijf kilometer worden we door de wegenwacht in een pick-up vervoerd. Men is druk bezig met het vernieuwen van het kapot gevroren wegdek.

Na vijfenzeventig kilometer fietsen strijken we neer bij een truckerscafe en vullen onze magen met chili en hamburgers.

Het is weer begonnen te regenen. De tent is ons huis en daar is het droog! We lezen nog wat en gaan slapen terwijl de regen op het dak tikt.

16 juli 1992: HARDING RECREATIONAL SITE — FAIRBANKS, 76 kilometer

Alweer de laatste fietsdag. Bij het eerste tankstation bel ik even naar huis en krijg Maryse aan de telefoon: “Hé Alk, gaaaaaaf!” De weg is plat, het fietsen gaat snel. Om half vier arriveren we in Fairbanks, een “booming city” in het Noorden van Alaska. De hoop op een uitstapje naar het Katmai National Park zie ik vervliegen, 419 dollar, beetje veel!

Bij een laundry douchen we ons helemaal fris en wassen alle kleren. Zo kunnen we weer een nieuw deel van de vakantie schoon beginnen. De Burger King verzorgt het eten! Soms moet het voor een snelle hap.

De komende dagen zullen we in Denali National Park verblijven. Er is daar weinig eten te koop. In de supermarkt laad ik de kar voor dagen eten vol. Het past allemaal maar net in de tassen.

Achter een kerk vinden we een beschutte slaapplaats. Het maakt ons echt niet meer uit waar we slapen, als we maar niet zichtbaar zijn vanaf de weg. “Out of sight, out of mind!”

17 juli 1992: FAIRBANKS – DENALI NATIONAL PARK

Om 8 uur zijn de kaartjes voor de trein gekocht. Alaska Railroad heeft van de treintocht een belevenis gemaakt in plaats van een snel vervoermiddel van A naar B. Terecht, want het is ook een schitterende tocht dwars door de wilderness van Alaska. Door de panoramische ruiten hebben we een mooi uitzicht naar buiten. Soms is in de verte, gehuld in een witte waas, de Mount McKinley zichtbaar. Deze berg heeft een hoogte van meer dan zesduizend meter en behoort daarmee tot de hoogste toppen van de wereld. Wat de berg zo imposant maakt is het relatieve hoogteverschil tussen dal en top. Met ruim vijfduizend meter verschil is het relatief (dus voor het oog) de hoogste ter wereld, hoger nog dan de Mount Everest in Nepal.

Denali National Park is het grootste park van Alaska en de rest van Amerika als ook een van de drukst bezochte. De wachttijd voor een kampeerplaats is twee dagen of meer.

Ik loop het Visitor Center in met de gedachte misschien op maandag bij Wonderlake te kunnen kamperen. Vandaag is het vrijdag. Wonderlake is de mooiste plaats om te kamperen in het park met direct uitzicht op de Mount McKinley op negentig mijl afstand van het Visitor Center.

“Wat, kan ik vanmiddag al naar Wonderlake?!” “Ja, iemand heeft afgezegd. Er is dus nog een plek over”. Wat een geluk en dat overkomt ons natuurlijk weer! Om half vier gaat de bus want er worden geen auto’s toegelaten in het park.

De rit is fantastisch. Wat een natuurschoon herbergt dit park. We zien veel wildlife. Moose, caribous en zelfs beren! Een bruine beer met twee jongen zien we boven op een bergrug ronddartelen. Even later zien we een grizzly. Wat een beesten!

De tocht duurt ruim vijf uur. In het drassige toendralandschap bij Wonderlake zet ik de tent op. Koken doen we onder de shelter. Er hangt een gezellige sfeer. Bij Wonderlake verblijven alleen echte kampeerders. Iedereen prutst wat met de brander, eet lichtgewicht droogvoer en gaat vroeg slapen.

Alles op de camping is “bearproof”. Zelfs gewassen kleren moeten in de voedselkluis. Het regent de hele nacht door. Van de Mount McKinley hebben we nog weinig gezien. Hij verbergt zich geheimzinnig achter een dik wolkendek!

18 juli 1992: WONDERLAKE

Voor het eerst deze vakantie slapen we uit! Vandaag is een dag dat er helemaal niets hoeft. Niet fietsen, niet reizen! Gewoon lekker doen waar ik zelf zin in heb.

Ontbijten doen we met zelf gemaakte koffie. Alles lekker op het gemak.

Van de Mount McKinley is niets te zien. Het weer is ook niet goed. Het regent. Onder het dak van de shelter lees ik wat. Gaandeweg de dag klaart het weer op, zelfs met een blauwe lucht en een zonnetje.

Het koken gaat (als vanouds) Amerikaans eenvoudig. Soepje voor, Lipton Pilaf rijstmaaltijd als hoofdgerecht, koffie met mueslireep toe.

Om acht uur ‘s avonds laat de Mount McKinley zich heel even voor een deel zien. Het geeft in ieder geval een indruk hoe immens het massief op een heldere dag moet zijn. We lezen nog wat onder het genot van thee met honing.

19 juli 1992: WONDERLAKE

Vandaag weer zo’n heerlijk relaxte dag. Het weer is niet best. Zelfs de lagere bergen liggen nu achter het wolkendek verscholen. We lezen wat en maken af en toe een soepje.

Hoe is het mogelijk, maar tijdens het lezen vallen m’n ogen haast dicht. Lekker warm in de slaapzak hoor ik het gezellige getik van de regen op het tentdak.

‘s Avonds eten we onder de shelter en praten met een jong Amerikaans stel. Alaska blijft me fascineren. Na het afscheid van Alaska naderbij gaat komen weet ik zeker dat ik hier ooit wil terugkomen. Ik zou dan met de rugzak een backcountry-tocht willen maken in het Denali National Park en ook Katmai National Park willen bezoeken. Wanneer weet ik niet, de wereld heeft zo veel mooie gebieden. Voorlopig ben ik nog niet uitgereisd. Buitensport in verre oorden. Een schitterende en uitdagende combinatie.

De laatste nacht bij Wonderlake. De hoop op een heldere dag wordt steeds kleiner!

20 juli 1992: WONDERLAKE – MORINO CAMPGROUND

We ritsen de tent open. Nee, de Mound McKinley verbergt zich weer achter een dik wolkendek. Gisteravond hebben we dus het meest gezien van deze immense berg. Ik breek de tent af en prop alles in m’n tassen. Het was leuk hier. Gewoon lekker kamperen in een wilde natuur. Het zijn ook de enige twee dagen geweest dat we niets hadden te doen.

Ik maak nog een kop soep voor ons allebei waarna de bus naar het Visitor Center klaarstaat.

Het is wederom een mooie tocht in de oude schoolbus met veel wildlife. Een grizzlybeer loopt onverstoord op zo’n vijftig meter afstand. Wat een beest. Verder zien we veel caribous, moose, nog meer grizzlies en zelfs een bald eagle.

Vijf uur heeft de busreis geduurd. De tent vindt een plek op de Morino Campground met “walk-in-sites” voor backpackers en fietsers.

‘s Nachts lopen we even op de rails van de Alaska Railroad Company. Even hebben we een “alleen op de wereld gevoel”. In de verte een oranje gekleurde lucht, de rails die naar de horizon toelopen, absolute stilte en een schemerige nacht. Alaska blijft fascineren!

21 juli 1992   MORINO CAMPGROUND – ANCHORAGE

Half een vertrekt de trein. Vooral de eerste paar uur van de tocht zijn “Very Scenic” zoals de Amerikanen zeggen. Naarmate we Anchorage dichter naderen wordt het weer slechter en de natuur saaier. Alaska heeft ons verwend. De laatste twee weken hebben we zoveel moois gezien.

Een snelle hap bij Mc Donallds en op zoek naar een slaapplaats. Acht uur treinen voelen we best.

Na twee jaar komen we weer eens terecht in een garage. Plastic op de vloer, matjes uitrollen, slaapzakken erop. Meer hebben we niet nodig. Robert wilde wel eerst even een paspoort zien. Hij werkt bij de immigratiedienst, vandaar! We zijn meteen van een ander probleem af. Nou ja probleem, wat is voor ons een probleem! Bij ons is een oplossing nooit ver weg. Goed, de fietsjes kunnen we bij hem stallen voor de komende dagen, die wij in Seward zullen doorbrengen.

En……….videobeelden terugkijken is ook heel leuk in een garage. We hebben lol om wat we gefilmd hebben!

22 juli 1992: ANCHORAGE – SEWARD

Nu geen supermarktontbijt maar een garage-ontbijt! Het smaakt goed. De fietsen blijven achter. Met te zware tassen lopen we Anchorage down town in. Het blijft een ongezellige stad met een hoop uitschot. In de maatschappij teleurgestelde mensen en eskimo’s voor wie in de Westerse maatschappij geen plaats is of een plaats waar ze zich in kunnen vinden. Toch loopt iedereen, ook ik, er met een grote boog omheen.

Terwijl de minibus ons naar Steward rijdt bedenk ik me dat fietsend een land bezichtigen leuk blijft. Het is nu al voor het vierde jaar en het trekt me nog steeds. In een bus als deze ervaar ik de natuur en omgeving totaal niet als op de fiets. En het is zo mooi buiten!

Natuurlijk, vandaag wil ik snel in Steward komen wat met de fiets pas in twee dagen lukt. Maar een hoop vakantiereizen in verre oorden maken gebruik van zulk soort bussen. Laat mij maar lekker fietsen!

Seward is na Valdez opnieuw zo’n “hier houdt de wereld op” plaats. Het miezert en toppen van bergen verbergen zich in de wolken. We boeken een boottocht naar het Kenai National Park. De tocht wordt gesponsord door de familie Vermij. Met dank!

In de tuin van een centrum voor geestelijk gehandicapten zet ik in de stromende regen de tent op.

Het is wel gezellig om een biertje onder de luifel te drinken terwijl ik zelf helemaal droog in mijn slaapzak lig.

23 juli 1992   SEWARD

Het heeft de hele nacht door geregend. Het buitendak is egaal glanzend groen geworden. Binnen is alles droog op wat condens aan de binnenkant van het buitendak na.

We breken alles snel af en vervoegen ons bij Kenai Fjord Tours. Een kleine teleurstelling volgt. De tour moet vanwege een reële kans op storm ingekort worden tot vier uur. Jammer, nu missen we de gletsjers waar om de paar minuten brokken ijs de oceaan in donderen. De kans op het zien van walvissen is gereduceerd tot nul!

Niettemin, de tocht is schitterend. We zien enorm veel wildlife. Bald eagles (zee-arenden), puffins, zee-otters, zeehonden en een kolonie zeeleeuwen. Ja, het is de moeite waard geweest!

In Seward regent het één op de twee dagen tijdens de zomer. Samen met de mist levert dat een somber beeld op. Het moet geen pretje zijn hier te moeten werken en wonen.

In een café worden we weer helemaal warm. Voor de laatste maal deze vakantie prik ik de haringen in de grond van Alaska. Het is een fantastische tijd geweest. De oogjes vallen dicht. Morgen wordt een lange dag.

24/25 juli 1992: SEWARD – ANCHORAGE – MINNEAPOLIS – SAN FRANCISCO

De bus brengt ons terug naar Anchorage. De tocht is mooi, vooral bij de Turnagain Arm. Hier hebben we nota bene bijna drie weken geleden gefietst. Wat gaat de tijd toch snel maar wat hebben wij veel gedaan en gezien. Voor de zoveelste keer tijdens onze vakanties hebben we een “overgangsdag”. Een volgende fase van de vakantie breekt aan. Nu verlaten we Alaska voor een paar dagen Amerikaanse Westkust.

Allebei willen we een Mount McKinley-poster hebben met Wonderlake op de voorgrond. Kan ik voortaan voor het slapen gaan nog even kwijlen. Daar hebben Peter en ik met de Specht gestaan! Nog even kleertjes wassen en de banden rollen voor de laatste maal over het asfalt van Alaska.

De start van de nachtvlucht naar Minneapolis is schitterend. Laaghangende zon, oranje-gloed over de besneeuwde bergen, gletsjers, de grote Oceaan. Alaska, Alaska, het ware buitensportersland. Hier kom ik terug met kano en rugzak om met bredere beurs (fulltime werken!) de alleen met watervliegtuig te bereiken nationale parken sportief te ervaren. Het zal nog wel even duren want Nepal, Patagonia en het Amazone-gebied in Zuid-Amerika staan ook op de lijst van “things to do”!

‘s Ochtends half zeven landt het vliegtuig in Minneapolis. De standby pass heeft als voornaamste nadelen dat we ongunstige vluchten moeten nemen (zoals nu uit Alaska) en niet zeker zijn van plaatsen, zoals vandaag.

Zes vluchten duurt het voordat zitplaatsen voor de vlucht naar San Francisco beschikbaar zijn. Van half zeven ‘s ochtends tot tien ‘s avonds rondhangen op een saaie luchthaven met een nacht zonder slapen. Gaar, gaar en nog eens gaar zijn we als we voor de zoveelste keer het vliegtuig instappen. Niet klagen Alexander, de standby pass is goedkoop. Weet ik ook wel! Buiten is het pikdonker. Ook wel weer eens leuk na drie weken witte nachten in Alaska.

Rond middernacht landen we op San Francisco. Alle hotels zitten vol. We raken verzeild in een jeugdhotel in de uitgaansbuurt van San Francisco. Het interesseert me allemaal niet. Wij kunnen slapen na 36 uur in touw geweest te zijn!

26 juli 1992: SAN FRANCISCO

Om half elf worden we wakker! Op de luchthaven dumpen we de spullen en laten de fietsen gestald bij Northwest. Er zit niet veel tempo in de dag, we zijn ook moe!

Tegen het einde van de middag lopen we San Francisco in. Het is er gezellig. Mooie winkels, de kabeltram, lekker weer. Maar ook de tegenstelling tussen rijk en arm is duidelijk zichtbaar. Veel zwervers en ontheemden vragen om geld en zoeken in de goten naar iets eetbaars. Dat is toch in Nederland beter geregeld.

Chinatown is leuk. Ik waan me even in het Verre Oosten! Zeker wanneer we een Vietnamese hap halen. Deze mensen spreken gewoon geen Engels! Handel, handel en nog eens handel. Dat is Chinatown. Geen prijs ligt vast! Ik heb veel respect voor deze Aziaten. Overal zijn ze aanwezig en rinkelt het geld.

In een café drinken we nog wat en slapen in een jeugdhotel. Het kost per nacht niet veel en de kamers zijn redelijk.

27 juli 1992: SAN FRANCISCO

Met de elektrische bus rijden we naar het Golden Gate Park. Mountainbikes zijn snel gehuurd. Het stadspark is groot en best mooi maar trekt ook een hoop “Mozes kriebel”-figuren aan.

San Francisco is erg heuvelachtig, we schakelen veel! En daar ligt de Golden Gate, hij bestaat dus echt. Ik heb een déjà vu-gevoel. Fietsend over de Golden Gate, het kan bij ons haast niet anders. De helft van de brug verdwijnt in de laaghangende wolken. Het uitzicht op San Francisco is vanaf de brug fantastisch, zo hoog boven het water.

‘s Avonds eten we bij Old Swiss House op de Fisherman’s Wharf, gesponsord door Henk en Menja. De King Salmon smaakt uitstekend.

28 juli 1992: SAN FRANCISCO

San Francisco heeft niet veel echte bezienswaardigheden van “dat moet je gezien hebben”. Het is een stad “to hang out”, zoals de Amerikanen dat zo mooi zeggen. De sfeer in de stad is gewoon gezellig.

Om toch nog iets te zien van San Francisco bezoeken we het geldmuseum. Vroeger werden hier gouden munten geslagen in de periode van de Gold Rush. Het is interessant. De geschiedenis van San Francisco komt ook naar voren. Een door aardbevingen geteisterde stad.

Het historisch museum is ‘s middags gesloten. Een biertje op Fisherman’s Wharf is een goed alternatief! ‘s Avonds gaan we naar Basic Instinct, geregisseerd door een Nederlander. De film speelt zich af in San Francisco!

Vandaag maak ik ook kennis met het andere Amerika. Vijf jongens rennen ons voorbij. Een achtervolging die vijftig meter verder stopt. Een handgemeen volgt. En dan………..een jongen trekt zijn revolver. Het is over. Dat is echt schrikken geblazen. Het gebeurt waar je zelf bijstaat!

29 juli 1992: SAN FRANCISCO

Peter bezoekt een reclamebureau. Ik ga winkelen. Om twaalf uur komen we elkaar toevallig tegen!” Het is vandaag woensdag, de laatste dag in San Francisco!

Terugkijkend op de afgelopen vier en een halve week is het toch wel weer snel gegaan. Maar goed, we hebben veel meegemaakt en gezien.

De dag vliegt om. San Francisco is een winkelpaleis met schitterende warenhuizen. Ook het financiële centrum ziet er blinkend uit met marmeren wolkenkrabbers, perfect geklede mensen en mooie auto’s.

Ik heb het gevoel San Francisco in deze vier dagen goed gezien te hebben. Een hele gezellige levendige stad. Ik heb het al gezegd: Leuk om te zijn! De laatste nacht is een hele korte….!

30 juli 1992: SAN FRANCISCO – BOSTON

Een vliegdag! Om zeven uur kunnen we instappen voor Detroit. Geluk! De vlucht is mooi met uitzicht op Yosemity, de woestijn en het vlakke land van het Oosten.

Detroit is een puinhoop. Het is zo druk op de luchthaven dat gewoon lopen of inchecken haast onmogelijk is.

Pas de laatste vlucht naar Boston is er plaats voor ons. Een hotel na deze vermoeiende dag bevalt ons prima. Boston is trouwens de stad waar vijf jaar geleden het Operation Friendship Programma begon.

31 juli 1992: BOSTON – AMSTERDAM – DRIEBERGEN

Het zit in onze benen. Lange dagen, korte nachten. In Boston komen we niet verder dan wat slenteren, zitten in het stadspark en winkelen. Het is ook een gekke dag want om negen uur gaat het vliegtuig terug naar (shit!) Amsterdam.

Boston herken ik wel weer. Kleine stad met een gezellig centrum.

Tegen het einde van de middag keren we terug naar het vliegveld. Een enorme rij mensen staat bij Northwest te wachten voor inchecken naar Parijs, Londen, Frankfurt, Glasgow en Amsterdam. Wij moeten er ook aan geloven. Anderhalf uur later halen we nog even snel een broodje en daar gaan we dan. De wielen laten los en snel vliegen we boven zee.

Vijf jaar geleden bij Operation Friendship en twee jaar geleden in Canada dacht ik: “Wanneer zal ik hier weer terugkomen?” Nu zit ik met andere gedachten in het vliegtuig. Volgend jaar geen grote reis. Afstuderen zal veel tijd kosten en daar heb je volgens mij rust voor nodig. Maar daarna, wanneer ik werk en centjes verdien, gaat de “vakantiemachine” weer volop draaien. Vakanties met een sterk sportieve inslag: Patagonia, Nepal, Andes, ik ben nog wel een tijdje bezig met de fiets en wandelschoenen. Mountainbike en kano zijn nieuwe instrumenten die ik in deze toekomstige vakanties wil verwerken.

Maar nu eerst een belangrijk jaar doorlopen. Voorlopig kan ik in ieder geval terugkijken op vier schitterende en indrukwekkende vakanties met Peter. Dat het zo’n vlucht zou nemen heb ik vier jaar geleden nooit durven denken of dromen. De sponsoracties van Peter, mijn baan bij Novum en ons gedeelde enthousiasme voor fietsen en zwerven hebben me een rijk bezit van herinneringen en ervaringen verschaft.