2011 Detroit

Dinsdag 22 februari 2011: Rotterdam – Detroit

Detroit. Een niet voor de hand liggende bestemming, zo merkte ik de afgelopen maanden als ik vertelde over mijn voorgenomen reisdoel. Al enige tijd sijpelen in de Nederlandse media berichten door over het verval wat gaande is in Motown, het eens zo machtige bolwerk van de Amerikaanse auto industrie. De plaatjes spreken boekdelen. Meer dan 30% van deze stad staat leeg, de bevolking krimpt, armoede, criminaliteit en weinig hoop op betere tijden.…. Alleen maar slechte berichten? Nee. Een bloeiende kunstscene, interessante verschijnselen van stedelijke ontwikkeling en spin off van de ondernemingszin van deze stad. En misschien nog wel meer. Een verhaal heeft altijd twee kanten.

Eind oktober 2010 boekte ik een ticket. Daaraan vooraf ging een periode van nadenken. Nadenken over hoe verder. In juni 2010 ronde ik de MRE-opleiding af. Een intensieve periode van studeren. De noot van mijn scriptie kraakte ik in Brooklyn precies een jaar geleden. Inspirerende momenten. De MRE-opleiding wakkerde een zucht in me aan om verder te studeren, me verder te verdiepen. Nieuwe te ontginnen gronden borrelden in me boven. Kunstgeschiedenis, filosofie?

Tegelijkertijd besefte ik me dat ik ook nog een andere zeer vruchtbare akker in beheer heb, een verzameling hedendaagse kunst, steeds in beweging waarvan ik de oogst nog niet kan overzien. Daarbij, mijn verblijf in Brooklyn overtuigde me het pad van onconventioneel reizen bewuster te gaan volgen. Die twee kwartjes vielen ergens in de zomer van 2010 en deden me besluiten niet verder te studeren, maar verdieping te zoeken in de eigen collectie. Spannend, want ik zal nu mijn eigen kaders moeten stellen in plaats van het wandelen over een min of meer geplaveid pad van een studie.

Die kaders ontstonden vanzelf. Zoals wel vaker kwamen ideeën spontaan tot me. Waarom niet de verzameling in contact brengen met de buitenwereld aan de hand van een thema of onderwerp? Zo ontstaat een ontdekkingstocht in twee werelden, resulterend in één virtuele wereld. Mijn wereld, maar wel een die openstaat en verbanden aangaat met werelden van anderen.

Detroit. Stad in verval. Al bij mijn eerste zoektochten op internet voelde ik dat verwantschap bestaat tussen mijn verzameling en deze stad. Licht en duisternis, de zelfkant van de maatschappij, de lichtheid van ons bestaan, confrontatie met de dood, de afstandelijke maatschappij. Het is mijn streven geïnspireerd op Detroit een eerste virtuele show het levenslicht te laten zien gebaseerd op de collectie. Moet? Nee, ik stel me er voor open dat een eerste show kan ontstaan. Zeker is dat niet. Het is afhankelijk wat in Detroit gaat gebeuren. Verwachtingsvol reis ik af.

De trip begint gewoon in Rotterdam! Heerlijk vertrouwd thuis met Irma en Conan. De wekker staat vroeg, een rap ontbijt, de blik van Irma op het perron van Rotterdam CS is veelzeggend. Ga en geniet! Op Schiphol gaat het snel. Ik bel nog even met Peter. Best moeilijk hem te spreken in de wetenschap dat reizen voor hem niet gaat. Van de vlucht zelf maak ik weinig mee. Ik dommel voortdurend. Des te fitter arriveer ik in Detroit. Een sneeuwlandschap. Een auto uit het rek van Alamo is snel geregeld. Voor ik het weet toer ik door Down Town. Best een rare gewaarwording. Ook hier wordt gewoon geleefd. Detroit geeft zich (nog?) niet prijs. Mijn hotel is uiterst charmant. Vier gerenoveerde brickstone stadsvilla’s op een rij. Een villa verder zijn de ramen dicht getimmerd.

Ik installeer me, werk wat mailtjes weg en pak de auto voor een verkenningstocht. Midtown voelt als iedere Amerikaanse plaats. Een duidelijke grid, oude en nieuwe bebouwing, flink wat horeca en links en rechts verstopt zullen vast de winkeltjes zitten in de categorie ‘waar leven ze van’. Richting Down Town wordt het killer en rotter. Afstandelijker. Hele stukken zijn out of use terwijl de grandeur van weleer zichtbaar is. Mooie architectuur, fascinerende beelden, maar ook aangrijpend. Bankroet. Toch prijkt het GM-logo fier op de torens van het Renaissance Center. Er brandt volop licht, dus er is leven!

Ik verleg m’n koers naar de buitenwijken. Ik zie wel wanneer het tijd is de Chevy om te draaien. Die neus heb ik inmiddels wel. De buitenwijken van Detroit zijn ruim opgezet. Het is waar, één op de vier huizen is compleet verlaten, vervallen of uitgefikt, zo tel ik. Een naargeestig gezicht, een oorlogslandschap haast, maar met de sneeuw levert het prachtige beelden op.

’s Avonds eet ik een hapje in een bomvolle tent en ga vroeg slapen. Ik ben er. Morgen aan de slag!

Woensdag 23 februari 2011: Detroit

Vroeg op. I got a job to do! Een paar weken geleden benaderde ik de Gleaners Food Bank Detroit, een van de oudste voedselbanken van de USA. Waarom weet ik niet precies. Maar deze stad wordt zo gedomineerd door armoede en sociale problemen dat de voedselbank een centrale plaats in de maatschappij moet innemen, zo dacht ik. Contact was snel gelegd en ik ben ingeroosterd van nine till noon! Met Googlemaps dokter ik uit waar ik straks moet zijn. Eerst ontbijten. Heerlijk, wel op z’n Amerikaans inclusief Starbucks Coffee. Het is een leuke bed and breakfast. Haast Engels.

Ik laat de motor van m’n Chevy rondlopen terwijl ik de ruiten schoon krab. In de voorbije week is hier een dik pak sneeuw gevallen. Het grid-patroon doet z’n werk, vrij makkelijk vind ik Gleaners. Het blijft toch apart steeds door een stedelijk landschap te rijden waar huizen verlaten, verwoest, uitgebrand of op instorten staan. Met de sneeuw heb ik het gevoel door een surrealistisch landschap te zoeven. Strange.

Bij Gleaners ben ik snel ingewerkt. Ik word gekoppeld aan Bill, ook een Volunteer die hier al langer meeloopt. Voor het eerst in mijn leven werk ik in een warehouse. De stellingen staan volgestouwd met allerhande levensmiddelen. Ik ben Front Desk Volunteer. Vertegenwoordigers van missies of kerken komen hun bestellingen afhalen. Ze doen zelf de order picking. Ik help ze bij het wegen en alles in de gammele bussen te proppen. Hun wagens zakken zowat door de hoeven. Dweilen op de weg. Portieren, ramen, verlichting worden bij elkaar gehouden met tape.

Ze zijn dankbaar, van een dame krijg ik spontaan een hug. Terug op hun post zullen ze maaltijden bereiden en voedselpakketten distribueren. Ondertussen raak ik met Bill aan de praat. Een ingenieur die bijna 30 jaar voor General Motors gewerkt heeft. Hij voerde in een team de testen van nieuwe modellen uit. In de winter in Detroit vanwege de kou, zomers in Phoenix onder een priemende zon. Toen ook Saab verkocht werd, hadden ze hem niet meer nodig. Hij stond plots op straat. 53 jaar oud, net in een tijd dat ook zijn gezondheid parten begon te spelen. Geen voorzieningen zoals in Nederland. Hij hoopt dat hij afgekeurd wordt, dan ziet hij nog iets terug van zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering. Maar dat moet wel voor 30 september 2011 gebeuren, anders loopt de dekking bij General Motors af, dan heeft hij niets.

Bill stelt me voor aan John, een van de managers hier. Als John hoort van mijn missie in Detroit, neemt hij me gelijk mee naar boven om me kennis te laten maken met Maria Luisa Belmonte. Zij doet External Affairs van Gleaners, maar was kunstenaar. Leuk gesprek. Ze zal me nog introduceren bij twee kunstenaars.

Terug beneden splits ik balen uien in kleinere hoeveelheden. Bill voegt zich bij me en ons gesprek zet zich voort. Over het feit dat Detroit in feite geen middleclass meer kent. Mensen zijn of well to do of arm, daartussen zit niets meer. De middleclass is verhuisd naar de suburbs. Hij voelde al langer aankomen dat het niet goed ging met General Motors. Enerzijds werd steeds meer uitbesteed in het Verre Oosten, anderzijds werd inefficiëntie op inefficiëntie gestapeld. ‘I needed 10 cars to do my testing, but got 40 cars! Useless and a waste of money. The management did not understand what was going on.’

Het is voorbij twaalf uur als ik er mee stop. Drie balen uien zijn door mijn handen gegaan. Ik schud Bill een hand en wens hem good luck. Ook John schiet ik nog even aan. Hij zit in een overleg met de directie. ‘See you tomorrow!’ Op mijn suggestie of ik morgen mee mag met de trucks die door de stad gaan naar de distributiepunten is het gelijk bingo. Dan moet ik er wel een uur eerder zijn. Ik heb het er graag voor over!

Over mijn auto is goed gewaakt bij Gleaners. Er is veel criminaliteit in deze buurt. ‘When you feel unsafe, just drive through a red light’.

Bij de benzinepomp haal ik wat voor lunch en relax even op mijn kamer. Ik heb lijntjes uitstaan voor morgen en overmorgen. Bevestigende mails. Mooi. Vanmiddag ga ik naar Jon Brumit en Sarah Wagner. Zij wonen in het noorden van Detroit. Ik ben met hen in contact gekomen via Joep van Lieshout. Ik rij over Woodward Avenue noordwaarts, maar mis een afslag en raak verstrikt in een wijk waar de uitgebrande huizen welig tieren. Blijft fascinerend, al word ik wel eens indringend nagekeken. De wegen zijn niet overal even sneeuwvrij, dus ik let wel goed op dat ik niet verzand, spinnend in de sneeuw met de achterwielaandrijving van de Chevy………

Jon en Sarah zijn aller hartelijkst. Ze kochten hun huis voor $ 100. Een bouwval met brandschade. Ze maakten de move van Chicago naar Detroit. Jon laat me op zijn I-Phone de ad zien. Als een prijsknaller in de krant! Hun huis was compleet gestript, tot aan de elektrische bedrading aan toe. Alles van waarde wordt gejat zodra een huis wordt verlaten. Garagedeuren, koperen leidingen, verwarmingen, stoppenkasten, alles, werkelijk alles verdwijnt en kan weer worden teruggekocht in tweedehands winkels of wordt voor de bouw van eigen huizen gebruikt.

Amerika kent een non-recourse stelsel voor de hypotheken. De banken hebben alleen verhaalsrecht op het vastgoed. Mensen die in financiële problemen geraken leveren letterlijk de sleutels van hun huis bij de bank in en go. In Nederland zou de bank hen nog kunnen achtervolgen tot in lengte van dagen omdat men ook als persoon mee tekent voor een financiering. Banken weten niet meer wat ze met de huizen aan moeten in Detroit en dragen ze over aan de overheid.

Met hun kleine man heb ik snel contact. Het enige wat deze 17 maanden oude dreumes kan zeggen is hi. Heerlijk mannetje. Sarah vertrekt morgen naar San Francisco voor de opening van een show. Aan de keukentafel met een potje thee en wat cake wisselen we gedachten uit. Het is een bijzondere buurt waar ze in wonen. Mensen van divers pluimage: Polen, Bangladesh, Oekraïne en locals. Iedere bevolkingsgroep heeft weer z’n eigen gebruiken. De Bangladesh bijvoorbeeld hebben vruchtbare tuinen voor eigen gebruik. Jon en Sarah kregen veel pers met hun aankoop van het huis tot aan de New York Times aan toe. Zo bijzonder vonden ze het niet. Als de pers weer eens voor deur stond verwezen ze hen even zo makkelijk door naar de buren. Nét zo bijzonder!

Ze proberen het huis met bestaande materialen te herbouwen en met windturbines en zonnepanelen onafhankelijk van energie te worden. Op sommige plaatsen zijn de sporen van de brand die ooit gewoed heeft nog duidelijk zichtbaar. Ook hopen ze idealen te kunnen verwezenlijken. In de zomer stellen ze hun huis open voor art residencies. Afgelopen zomer hadden ze negen kunstenaars over. Dat was iets te veel, deze zomer gaan ze voor zes logees. Detroit geeft hen tijd. In Chicago zouden ze een grotere stuggle for life hebben dan hier. Simpelweg voor de dollars om te kunnen leven. Huisvestingslasten hebben ze hier nagenoeg niet, al weet de overheid hen wel te vinden voor de OZB!

Met Jon maak ik nog een wandeling door de buurt. Een dorpsgevoel overrompelt me terwijl de wijk begrensd wordt door snelwegen. Deze snelwegen hebben forse impact gehad op de gevormde neighbourhoods vertelt Jon me. Ik merk zelf dat ik de stad ook heel makkelijk indeel op basis van de lappendeken waarvan de snelwegen de naden zijn.

Ik maak kennis met Mitch Cope. Een kunstenaar. Hij is een huis aan het verbouwen voor uitwisselingsprogramma’s met Nederlandse kunstenaars. Ook dit huis moet selfsupporting worden met wind- en zonne-energie. Binnen is alles nog in full progress. Het is niet mis een verlaten huis weer nieuw leven in te blazen. Het opruimen van de zooi, nutsvoorzieningen aangesloten krijgen, basisvoorzieningen als waterleidingen en elektriciteit aanleggen en het vervolgens kamer voor kamer weer opbouwen van het huis. Gaaf om door het karkas van een huis te lopen en het leven te voelen dat zich hier heeft afgespeeld. Wat moet leaving een drama geweest zijn. Als ik een keuken inkijk zie ik de ochtendrituelen van mum, daddy and the kids voor me. Gone!

Mitch heeft ook nog vier arthouses geïnitieerd een straat verderop. Die huizen waren iets duurder, ‘ninehundred bucks’. Kunstenaars voeren in residency een interventie uit op het huis waar ze logeren. Waanzinnig. De energie spat er van af. Op de voorkant zie ik een tekening die me aan Swoon doet denken. ‘Yes, it’s her!’ Een paar jaar geleden stond ik met een stuk van haar in handen in Berlin. Ik wilde het graag hebben, maar de prijs stond me tegen. Het werk overrompelt me nu weer. Ze heeft zelfs een hele installatie gemaakt. De woonkamervloer is eruit gehakt. Wow, wat een beleving. In de kelder ervaar ik haar werk weer anders dan vanuit de woonkamer.

Ook de andere huizen maken indruk. Een ruimtevullende kroonluchter, een ruimtescheppende beschilderde eerste verdieping. Allemaal huizen die gewoon bewoond zijn geweest. Alles wijst op normal family life. Het is net of ik in een film zit. Mitch heeft zelf sculpturen gemaakt, als een soort barricadering om indringers toegang te verhinderen. Mooie ingrepen. Ik vroeg me al af waarom Mitch met de boormachine loopt….. Maar het is om sommige van de huizen te openen die dichtgespijkerd zitten! Bij het weggaan doet de boormachine het niet meer. De accu geeft geen sjoege. Te koud. Tja, dan is een sleutel toch wel makkelijker!

Terwijl Jon en ik teruglopen, zompend door de sneeuw, ervaar ik dat de buurt echt multicultureel is. Een Joegoslaaf met twee enorme honden, Bangladesh die kennelijk uit een shift thuiskomen en een volledig zwart gesluierde moslim. Tja, zo gaat dat. Wij lullen over boerka’s, hier gaan ze gewoon over straat. We nemen afscheid en spreken af vrijdag nog even op pad te gaan. ’s Avonds eet ik wat bij Mario’s. Ik had gedacht dat het allemaal wat verfijnder zou zijn, maar de wijn is heerlijk, een Amarone voor geen geld. Ik denk dat ze zich vergissen…..

Donderdag 24 februari 2011: Detroit

Vroeg op. Vandaag ga ik met een truck van Gleaners mee de wijken in. Kennelijk ben ik toch nog wat jet-lagged. Half zes word ik al wakker. Ik werk wat mails weg, douche me fris, laat het ontbijt goed smaken en rij door de mistige straten van Detroit. Het blijft een apart stedelijk landschap. Ruim opgezet, de straatnamen ken ik inmiddels wel, maar overal het verval. Schitterende beelden.

Bij Gleaners laat ik Jesse omroepen, de distributiemanager. Hoewel ik op tijd ben is de vrachtwagen met voedselpakketten al vertrokken, maar hij brengt me er even naar toe. Bij een kerk staan de tafels al uitgestald, de rijen wachtenden ook. Ik vraag of ik foto’s mag maken. ‘No problem…. You are in art, so your pictures will be good, I guess!’ Ik help mee voedselpakketten op de tafel uit te stallen. Drie blikken tomatenpuree, twee potten pindakaas, macaroni, kaassoep. Een halve kilo nog bevroren roastbeef completeert het.

Acht uur, de mensen begeven zich één voor één naar de inschrijftafel. Ze moeten zich identificeren en krijgen dan een pakket mee. Sommigen hebben recht op twee of meer, maar hebben dat vooraf moeten aanvragen via het zogenaamde emergency-foodprogram. Mensen van divers pluimage.

Allemaal zwart. Excentriekelingen, gewone moeders en vaders, soms vergezeld door hun kinderen. Tof uitgedoste dames alsof ze naar een feest gaan, maar ook verschrompelde ouderen…….. Sommigen verdwijnen lopend met een karretje de wijk in, maar het merendeel rijdt weg in auto’s. Sigaret in de mond, mobiel bij de hand. Rare wereld.

Ik heb het gevoel iets bijzonders mee te maken. Enkele mensen spreek ik, al dan niet met een walmende kegel. Allemaal werkloos en verder in de problemen geraakt door gokken, alcohol of andere uitwassen van de Westerse maatschappij. Voormalige burgers nemen schichtig hun pakket onder de arm en verdwijnen snel met in het voorbijgaan een warm thank you.

Mensen blijken ook weer mensen (afhankelijk van het mensbeeld dat je aanhoudt….) Het is niet zo druk als normaal. De sneeuw lijkt me? ‘No, the last time we didn’t have meat, People got disappointed and don’t show up now. They don’t come for some canned food and peanut butter. But now we have meat!’ Sommigen proberen er nog een pakket bij te snaaien, maar krijgen nul op rekest. Anderen dralen wat rond de tafels. Me dunkt, volgens mij om een extra stuk vlees weg te grissen.

De vrijwilligers doen een goede job. Pallet na pallet verdwijnt via de tafel in de handen van de locals. Uiteindelijk blijven maar twee pallets van de acht over. Het is tegen elven als Mike en ik terugrijden naar Gleaners. Met de heftruck laadt hij de pallets en andere emballage uit het ruim. Volle pallets met luiers, water en hoogcalorische producten verdwijnen er weer in. Mike start de motor van de Mack en we zetten koers naar West-Detroit, waar de goederen hun bestemming vinden bij een kerk. In een achterafstraat met een wegdek als een ijsbaan moet alles uitgeladen worden. Een uiterst bazige dame verordineert hoe het logistiek allemaal moet. Mike is zichtbaar geïrriteerd. Met kunst en vliegwerk krijgen we alles voor de deur. Het is een missiepost. Gelukkig hebben ze behoorlijk wat hulp al het voedsel de kelder in te krijgen.

Het voelt uiterst raar als Mike zijn papieren getekend wil krijgen voor delivery. Het duurt eeuwen terwijl de dame haar schoenen zit te poetsen. Ongelooflijk. Nul dankbaarheid. Ook de kennelijke voorganger en enige blanke is een raar mannetje. Terug in de truck kijken Mike en ik elkaar aan. Onze gezichten spreken boekdelen. Strange people! De truck zit moervast…… de wielen spinnen over het ijs. Met heel veel zout en nog meer gas lukt het de zware combinatie in beweging te krijgen. Voor vandaag zit het erop. Ik sluit mijn werkzaamheden af en schut nog wat handen bij Gleaners. Mooie ervaring. Ik zou het zo weer doen.

Via Detroit Down Town rij ik over Michican Avenue door Cork Town naar het voormalige centraal station. Het is een kolossaal gebouw dat nu helemaal vervallen is. Macaber en volkomen out of use. Dit mag toch menselijk falen genoemd worden. Ik snap de economische principes die erachter schuil gaan, but somewhere something went terribly wrong! Laat ik het daar maar op houden. Het voelt alsof heel Detroit failliet is gegaan. Links en rechts is een doorstart gemaakt, dat geeft in ieder geval nog wat leven. Het valt me wel op dat ziekenhuizen, universiteiten, maar ook kunstinstellingen nog fier overeind staan alsof er niets is gebeurd. Enorme complexen in goede staat met kennelijk voldoende financiële funding om voort te gaan.

Terug in het hotel werk ik wat praktische dingen af. Begin van de avond stap ik in de auto en rij Woodward noordwaarts af. Sarah had me dat gisteren aangeraden. Het klopt wat ze zei. Eerst wordt de weg omgeven met dat wat ooit was maar niet meer is. In de suburbs richt Amerika zich weer op, keren de ketens terug en laat de middenstand zich weer zien. Heel vertrouwd. Maar dus niet vanzelfsprekend. Het is deze vanzelfsprekendheid die vaak door me heen gaat als ik aan Nederland denk. Wat zich afspeelt in Detroit kennen we niet, hooguit op kleine en oplosbare schaal. Wie heeft er nu echt last van de crisis? Dat is een verdienste van ons kikkerlandje, maar tegelijkertijd knaagt bij mij het gevoel dat we in Nederland ons niet meer beseffen dat het ook anders kan zijn. Amerikanen tonen zich daar steeds veerkrachtig in, getuige de huizen die ze hier hebben achtergelaten en de krimpende bevolking van Detroit. Men zoekt zijn heil ergens anders en aanvaardt de consequenties. Het zal vaak een kwestie van moeten zijn geweest. Daar staan wij Nederlanders heel ver vanaf.

Later op de avond strijk ik tussen de studenten neer in Cass Café, werk mijn dagboek bij en geniet van de atmosfeer. Ik ben pas twee dagen weg, maar heb al zoveel ervaringen opgedaan. Het bevalt me hier uitstekend. Die rauwe rand die me ook aan Rotterdam verbonden houdt is hier alom aanwezig. Ondertussen borrelen ook ideeën naar boven over de samen te stellen show uit de collectie. Hooguit contouren, want ik ben nog lang niet klaar in deze stad. Ik mijmer al over terugkomen volgend jaar……..

Vrijdag 25 februari 2011: Detroit

Vanochtend eens geen vroege start. Bij het ontbijt lees ik de lokale krant. De gebeurtenissen in Libië worden ook hier op de voet gevolgd. Het sneeuwt buiten lichtjes, maar de stoepen worden zo goed schoon gehouden, dat wandelen geen enkel probleem is. Dat valt me sowieso op. Detroit mag dan in verval zijn, de overheid blijft zorgen voor infrastructuur, orde en netheid. Toen ik gisteren een foto maakte van een huis, stak de buurman gelijk zijn kop buiten de deur. ‘Are you from the Tax Office?’ Belasting wordt dus ook geheven en Amerikanen kennende betaald!

Klokke elf uur ben ik bij MOCAD, het museum voor hedendaagse kunst in Detroit. Via Wilfried Lentz ben ik in contact gekomen met Luis Ruiz, directeur en curator van het museum. Hij vertoeft momenteel in Spanje ter voorbereiding van een nieuwe tentoonstelling, maar laat de honneurs waarnemen door Rebecca Mazzei. Ze is nog niet zo lang verbonden aan het MOCAD, maar kent Detroit heel goed. Ze heeft jarenlang gewerkt als art critic. Het is een fijne ontmoeting dat me ook een goed beeld geeft hoe MOCAD geïntegreerd is in Detroit. Ze werken graag samen met kunstenaars uit Detroit, maar cureren ook shows van internationaal allure. Een permanente collectie hebben ze niet.

Rebecca vindt dat een eenzijdig beeld van Detroit in de media geschetst wordt. Eerst was Detroit als gangsterstad onderwerp van gesprek, daarna vlogen de foto’s van het verval van de stad de wereld over en nu wordt Detroit geroemd als Mekka voor kunstenaars en agriculture. Wat totaal niet belicht wordt is de sociale cohesie die Detroit al jaren vertoond. Vele nationaliteiten wonen kriskras door elkaar heen en verdragen elkaar zonder problemen.

Een assistente van Luis laat me de tentoonstellingen zien.

Lifestories presents artworks by six international artists that deal with issues of personal history or that draw from other people’s life stories to eschew traditional ways to present, encapsulate and narrate biography’. Een paar werken boeien me enorm. Met name het werk van Rachel Mason, een installatie getiteld The Ambassadors. Ze heeft poppetjes gemaakt van zichzelf en figuren die bepalend zijn geweest in de wereldpolitiek tijdens haar leven. Bij ieder levensjaar van haar omringt ze zich met vier personen. Fascinerend. Ook ik heb associaties met hen. Reagan, Thatcher, Castro, Sadat, Arafat, enzovoort gerelateerd aan periodes van mijn eigen leven.

‘Miracles and Jokes, Circle Disk Rotation and 22 Lost Signs of the Zodiac are three distinct but interrelated bodies of work that share investigations about the limits of what we can know, and the devices we use to reduce those limits. The triangulation of the permanent with the ephemeral, image with text and abstraction with the bodily serves as a vehicle for the artist to embark on an open exploration of the human condition’. Edgar Arceneaux neemt me vanzelf mee in zijn werk. Vooral de installatie waarin talloze tekeningen in rekken staan met een grote tafel om ze te ontrollen is voor mij precies zoals ik Detroit ervaar. Toen ik aankwam voelde Detroit als een blanke pagina. Ik had wel enige blikopeners meegenomen: Food Bank, contacten in de artscene en wat kennis door eigen research. Nu, enige dagen verder, besef ik me een ervaring rijker te zijn, maar tegelijkertijd ook hoeveel ik niet weet of pas kan ontrollen als ik me er in verdiep of contacten heb. En dan te bedenken dat Detroit ook weer verder gaat terwijl ik straks weg ben…….

In de museumshop scoor ik Shrinking Cities Part 1. Die kon ik in Europa niet meer krijgen. Lunchen doe ik bij Good Girls go to Paris Crepes. Doen ze goed. Flinterdunne pannenkoeken gevuld met allerlei lekkers. Ik lees over Detroit in Shrinking Cities. Eens te meer besef ik me alleen maar wat lijnen te trekken in deze stad. So much to explore.

’s Middags ga ik op pad met Jon. De lucht is prachtig blauw. Inmiddels weet ik de weg wel in Detroit. Iedere keer pak ik weer een andere Avenue of Street, zo kan ik steeds verrast worden. Nu ga ik door Hamtramck, gedomineerd door een verlaten én een nieuwe assemblagefabriek van GM, een enorm complex. Ik cruise er tussendoor. In Nederland bezig ik de stelling dat het altijd goed komt met vastgoed. Het kan even duren en soms is een eigenaar de klos en moet hij verlies nemen, maar altijd wordt een nieuwe bestemming gevonden voor bestaande bebouwing. Detroit tart alle wetten qua risicomanagement en liquidatiewaarden, om maar eens wat vastgoedtermen te bezigen.

Maar de woonwijken van Hamtramck zijn wél opgeveerd. Er leven meer dan veertig nationaliteiten op een paar vierkante mijl en het gaat al jaren goed! De winkelstraat toont me dat alle nationaliteiten are being served! Ik denk even aan de buurt waar wij wonen in Rotterdam. De Marokkaanse en Turkse invloeden zijn om te koesteren. Het geeft karakter en kleur aan een wijk. Al dat keurige en aangeharkte zoals bijvoorbeeld in het Gooi hoeft van mij niet.

Rechtsaf en ik ben op Lawley Street. Jon is net z’n kleine man aan het inpakken. ‘Hi!’ We nemen zijn auto, dat is makkelijker met Hi! en zetten koers naar The Fields zoals Jon ze noemt. Hij ontdekte ze per toeval op een fietstrip. Een voormalige woonwijk die door de gemeente helemaal is platgegooid in een streven de bestemming te transformeren naar industrie. Een hachelijke onderneming. Het terrein ligt inmiddels al jaren braak. De natuur neemt het nu over. In de zomer wemelt het van de vogels, insecten en klein wild. Helaas dumpen mensen hier ook hun afval. Dat trekt ratten en wilde honden aan.

We stappen door een dik pak sneeuw over een voormalige Avenue. Soms zak ik wel vijftig centimeter weg. De kleine man wil graag spelen in de sneeuw. Ik loop een stukje alleen verder. Het is weird. Alles doet herinneren aan de mens. De indeling in een grid. Een verdwaalde lantarenpaal of elektriciteitsmast. De roodgele paddenstoelen met aansluitpunten voor bluswater van de brandweer. Useless now, but nature is taking over! Daar waar de straten lagen heeft de natuur moeite het initiatief over te nemen. Ik hoor geritsel….. een fazant vliegt met een aanloop weg, staart strak naar achteren. Prachtige kleuren. Met een geweer….. Jon vertelde me net dat hij vorig jaar een kunstenaar in residence had die hier als interventie een hunting blind wilde maken!

We zompen terug. Hi! is tevreden op de nek van Jon zolang hij met een stukje ijs mag spelen. Grappig mannetje! We rijden richting de Eastern Market. Er moet een goed zaakje zitten met Cajun Food. De tent ziet er niet uit. Ik heb het gevoel in een compleet Creoolse gemeenschap te stappen. Het eten ruikt lekker. Het neemt me mee terug naar de Mississippi Delta waar ik met Paul een paar jaar terug een fraaie reis maakte op zoek naar de Blues. Amerika is uniek.

Terug op Lawley Street eten we ons food op. De fried catfish smaakt goed, alsook de andere gerechten. Sarah is inmiddels in San Francisco waar ze de show aan het opbouwen is. Van alles komt aan bod. Zijn levensloop, de weg naar het kunstenaarschap, hun plannen hier in de buurt, z’n artistieke ambities. Jon is een leuke vent. Bij het weggaan wijst hij naar boven. ‘There I am gonna make six lovechapels, like in Japan, enough for the residencies to get their sleep! Be welcome next year’. Fraai om idealen waarheid te laten worden. Zonder idealen geen leven. ’s Avonds drink ik nog wat in een oude brouwerij op Canfield Street. Het bier is goed. Terug op de kamer lees ik een lange mail van Rebecca met wat er allemaal nog te doen is of aandacht verdient in Detroit. Twee dagen resten. Tevreden ga ik slapen.

Zaterdag 26 februari 2011: Detroit

Weekend in Detroit. Ik heb geen afspraken staan. Ook niet meer nagejaagd. Had makkelijk gekund. Maar een dag alleen op pad is ook heerlijk. Ik ga eerst een kijkje nemen op de Eastern Market, het Groothandelsterrein van Detroit. Krijg spontaan zin om te gaan koken. Rauwe omgeving, maar mooi. Ik steek links en rechts mijn kop om de hoek. Vlees vers van de slacht, groente in overvloed, beperkt vis. Wat heel leuk is zijn de uitnodigende eettentjes die hier gevestigd zijn.

Gisteren zag ik vanuit mijn ooghoeken een compleet complex van flats helemaal leeg staan. Een type dat we in Nederland ook kennen, jaren zeventig. Ik wandel er naar toe. Wij zijn in staat dat in stand te houden met renovaties, gebiedsontwikkeling én mensen die er willen wonen . Hier staat het volkomen leeg. Levenloos. Ook niet gek met het gegeven dat Detroit een krimp in de bevolking gekend heeft van meer dan 45% in de afgelopen decennia.

Inmiddels heb ik een goed beeld gekregen hoe Detroit is opgebouwd. Een Down Town dat nog enigszins functioneert met onder andere het hoofdkantoor van General Motors en een nieuw honkbalstadion. Een Midtown dat wat opveert, voornamelijk door de daar gevestigde Universiteiten en medische centra. Daaromheen een mijlen brede schil van open gebied. Vervallen, verlaten met her en der tekenen van leven. Zodra de stadsgrenzen van Detroit overgaan in suburbs wordt het weer leefbaar en hebben de welbekende ketens als Mc Donalds, Walgreens en Starbucks het vertrouwen dat er een paar centen te verdienen valt. Ook de middenstand keert daar terug.

De teloorgang in Detroit heeft gapende gaten geslagen in infrastructuur, bebouwing en het algehele leefklimaat. De veiligheid neemt weer wat toe, maar de stad kent nog steeds buurten die geteisterd worden door criminaliteit. Gelukkig weet ik ook wat op Lawley Street gebeurt. En er zal nog wel meer zijn. Maar het beeld van deze abandoned apartmentsblocks spreekt boekdelen. Hier ligt een enorme stedenbouwkundige opgave zonder een voor de hand liggende oplossing.

Ik rij door naar Down Town. Ook hier heb ik nog wat sightseeing te doen. Alexander als toerist in Detroit. Het Michican Theater bijvoorbeeld. Gebouwd in 1926 met een enorme grandeur. Nu een parkeergarage. Ik heb moeite het te vinden. Maar via de lobby van Michican Building en wat zijdeuren kom ik er. Indrukwekkend. Terwijl ik naar de derde laag van de parkeergarage klim ontvouwt het zicht op het theater van weleer zich in volle omvang. Wat moet dit ooit geschitterd hebben. Stukjes stuc vallen naar beneden, de dwarrelende sneeuw heeft vrij spel. Ik zie nog een stuk van de fluwelen gordijnen hangen, enkele rijen stoelen hebben net houvast hoog boven in de lucht. Verval optima forma. Treffender kan het niet. Ik zie de opgedirkte vrouwen en heren in smoking zo zitten……

De Guardian Building een paar straten verderop is nog wel volledig in tact. Een mix van Native American, Arabesque and Art Deco from the Thirties, zoals Rebecca schrijft. Door nieuwbouwwijken (toch ook hier!) zoef ik westwaarts naar de Catherine Ferguson Academy, een high school voor zwangere tieners en tienermoeders. De energievoorziening geschiedt met windmolens en er is een heuse boerderij rondom heen. Dit om ze zelfredzaamheid bij te brengen.

Net als donderdag wil ik nog een langere rit vanuit het centrum naar de buitenwijken maken. Ik volg de Grand River Avenue die 45 graden op de grid noordwestwaards gaat. Het is een druildag vandaag. Het sneeuwt, het is grijs en mistig. Het legt een grauwsluier over Detroit.

Een doel heb ik ook gevonden, de Bookbeat op aanraden van Ronald Cornelissen. Helaas is de eigenaar er niet, voor hem laat ik een bericht achter. Leuke zaak met een goede collectie kunstboeken. Terug pak ik de snelweg. De dag is al behoorlijk opgeschoten. Ik eet nog wat bij een Italiaan. Ik had naar een excentriek feest kunnen gaan waarbij veel kunstenaars aanwezig zullen zijn, maar ik laat het aan me voorbij gaan. Ik moet morgen een eind rijden en de komende week New York zal genoeg van mijn reserves opeisen.

Via het tankstation om de hoek rij ik terug naar mijn bed & breakfast. De levensstijl van Amerika is niet goed voor hart en bloedvaten. Becel is beter. Voor iedere scheet pak ik de auto, overal waar ik eet krijg ik te veel en ik zal het maar direct toegeven: naast m’n bed staat nu een te grote fles Coca Cola Zero en een zakje chips met barbecue flavour…… en het gaat nog op ook!

Morgen verlaat ik Detroit. In rust, luisterend naar wat mijn Ipod speelt probeer ik op een rij te zetten wat Detroit me gebracht heeft, of ik verder gekomen ben in mijn idee een show te stagen op basis van m’n ervaringen hier en welke vervolgstappen ik zal (moeten) zetten om tot resultaat te komen. De afgelopen dagen heb ik op record gestaan. Heb veel in me opgenomen, of beter geabsorbeerd. Twijfels heb ik ook. Mensen van de gemeente of deskundigen op het gebied van urban planning heb ik niet gesproken en zo meer.

Een dag als vandaag is essentieel voor me. Ik heb de rust en stilte na te denken en ideeën te laten ontstaan. Ondertussen zoefde de Chevy tevreden en bood de vooruit steeds andere panaroma’s. Ultieme ontspanning. Het zal nog wel wat tijd kosten mijn tapes te laten gisten en rijpen tot het eindresultaat dat ik voor ogen heb. For now, I am not gonna say much about it here, but it will happen!

Zondag 27 februari 2011: Detroit – Rockaway

Niet al te laat sta ik op, bel even met Irma. Fijn elkaar te horen. Ik stap de ontbijtkamer binnen en groet als van nature iemand………. Verrek! Ranti Tjan, medebestuurslid van het Cultureel Persbureau! Wat een toeval. Ik verzamel wat ontbijt bij elkaar en schuif aan. Direct ontstaat een geanimeerd gesprek. Ranti is directeur van museumgoudA gespecialiseerd in keramiek. Dat is interessanter dan het klinkt, want keramiek kent vele aanknopingspunten met kunst, ook contemporary art. Hij is hier voor twee dagen voorafgaand aan de Armory in New York en heeft voor morgen diverse afspraken staan met instituten in Midtown.

Het is voor mij uitermate inspirerend met hem te spiegelen over mijn plannen. Het is voor het eerst dat ik opereer als curator…….. Een heel nieuw speelveld met eigen wetten en regels. Hij vertelt me er veel over. Het is kennelijk ook een nieuw geluid dat een verzamelaar zoiets doet, dat kopte de Volkskrant ook al. Voor mij voelt het niet zo, het is een logische stap om te zetten, zonder dat ik daarover echt nagedacht heb. Op intuïtie, zoals het ook moet gaan.

We nemen afscheid en zien elkaar waarschijnlijk wel weer in New York! Ik wandel naar het DIA, ranked in de top van vijf van musea in Amerika. Het is een uitermate fraai museum. Prachtig gebouw, rijke collectie met Rembrandt, van Gogh en Breughel, maar ook een behoorlijke dosis contemporary. Naar de murals van Diego Rivera blijf ik lang kijken. Het vertelt het verhaal van Detroit inclusief de keerzijden. Prachtig. Fraai ook om kunstenaars site specific opdrachten te laten uitvoeren.

Ik toer nog wat door de verlaten gebieden van Detroit en maak enkele foto’s. Terwijl ik daarmee bezig ben realiseer ik me dat een goed fotoproject veel tijd zou kosten. Ik fotografeer nu wat uit de losse hand met alle vallende lijnen van dien. Het zou me minstens een dag kosten om plaatjes naar zin te maken, nog los van de wisselende omstandigheden qua lichtintensiteit en uur van de dag.

Ik rij ook nog langs het Heidelberg-project. Uiterst omstreden, maar fascinerend. Ook hij heeft bezit genomen van een block huizen. Ik hoor het de directeur van de voedselbank nog zeggen: ‘For me, they can blow that all away. Rubbish!’ Ik denk daar iets anders over.

Ik rij mijn laatste mijlen door Detroit. Ik ga hier terugkomen, bij voorkeur wanneer het mooi weer en groen is…….. Op de fiets?

Op de snelweg gaat het hard. Al snel zit ik op Highway 80 en is het rechtdoor naar New York. Cruise Control, keep your lane! Zeshonderd mijl to go! Dan is de Chevy in z’n element. Uiterst stil en comfortabel, maar beroer niet de kick down, dan zwabbert ie alle kanten op! Het blijft een dweil zo’n Amerikaanse bak.

Het landschap is inwisselbaar. Het kan overal zijn. Europa, maar ook Azië of Afrika (als ik het witte tapijt van de sneeuw wegdenk!). Het wordt donker. Er is best veel vrachtverkeer op de weg. Geconcentreerd rijden. Staten passeren. Michican, Pennsylvania, Ohio, New Jersey. Ik zap tussen de radiostations, laat Detroit bezinken. Ik ben weg, echt weg.

In een anoniem motel langs de weg onder de rook van New York overnacht ik. Ik trek een Coke uit de muur, check mijn e-mails en ga tukken. Wel twee leuke mails. Een eindejaars student van de Fotoacademie Amsterdam wil me portretteren in zijn afstudeerproject ‘het interieur is de mens’. Lijkt me een uitdaging dat met de lens vast te leggen. Ik word ook benaderd door TENT of ik een essay wil schrijven. Ze nodigen een aantal Rotterdamse culturele sleutelfiguren uit hun mening over de toekomst van de Rotterdamse beeldende kunst op papier te zetten. Ik werk er graag aan mee.

Maandag 28 februari 2011: Rockaway – New York

Een van mijn overwegingen overland met de auto naar New York te gaan was dat ik het Beacon kan bezoeken. Het plaatsje licht anderhalf uur rijden ten noorden van New York en kent een schitterend museum. In één woord: klopt. Werkelijk waar. Hier hebben ze de ruimte om gelauwerde kunstenaars van pakweg de afgelopen veertig jaar in volle glorie tentoon te stellen. Sol Le Hewitt, Richard Serra, Andy Warhol, Chamberlain, Dan Flavin, Bruce Nauman enzovoort. Oude fabriekshallen gezegend met volop natural light, prachtig uitzicht op de Hudson. Ik loop met open mond van zaal naar zaal. Dit is schitterend, uniek.

Ik mijmer ook hoe verder te gaan met verzamelen. Een nieuwe koers tekent zich af. Ook hier word ik bevestigd alleen nog maar stappen te zetten die er toe doen. Te gaan voor de real works zoals onlangs met Scolpire del Tiempo van Giorgio Andreotta Calo. Ruimtenemende objecten, voor geest en oog.

Terug rij ik over een State Parkway. Een winding road door een Vogezen-achtig landschap. Langzaamaan wordt de bebouwing intensiever. Ik nader New York. Broadway begint hier al, bij 250th Street! Via de Bronx draai ik Manhattan op, rij door Harlem en volg de Amsterdam Avenue naar Down Town. In Hells Kitchen heb ik een hotel geboekt. Vanochtend pas. Goeie deal. Philip Starck heeft het design voor zijn rekening genomen. Wachten heeft geloond. Ik parkeer de Chevy voor het hotel, drop snel mijn spullen op de kamer en hit the road again om de Chevy terug te brengen. Dat moet op Newark Airport, ten westen van New York. Eigenlijk gekkenwerk, ik had beter daar gelijk naar toe kunnen rijden, maar ik vond het gewoon leuk om Manhattan achter het stuur te beleven.

Dat blijft niet onbestraft! In het zicht van de luchthaven licht het controlelampje van de bandenspanning op. Al snel zwabber ik over de weg. A flat tier! Mooie boel en lekker handig in de spits. Gelukkig heb ik de neus van de auto op het terrein van een pendeldienst van Longterm Parking kunnen drukken. Behulpzaam zijn ze niet, maar ze pompen mijn band zo hard op ‘to keep you going for ten minutes, just enough to get you to car rental return’. Zo geschiedde.

Snel zit ik in de trein terug naar Manhattan. Op Penn Station koop ik een metrocard voor de rest van de week. Ik word opgezogen door het tempo van New York. Een voorbode van de komende dagen. In de afgelopen uren ontving al ik sms-jes van diegene die reeds ingevlogen zijn. Ik ben vanavond dus niet alleen. Half kunstminnend Nederland is hier. Fraai. Het is maar een klein clubje, maar uiterst gelijkgestemd. De kunst is leidend, zo niet alles bepalend. Groupies zijn we, groupies van de hedendaagse kunst!